Uit tijdschrift "Ons Meetjesland", 1976, 9de jaargang, nr. 4

HET KASTEEL TE RAVERSCHOOT


In mijn jeugdjaren ging de "bende van de Moeie" dikwijls de donderdagnamiddag, toen wij schoolvrij waren, doorbrengen in de bossen van Raverschoot.  Rechtover de Galgenstraat zo naar de Broeken, waar het nog vol stond met bossen.  Telkens werd bij het spelen de verwoesting van het kasteel uitgebeeld, hetgeen soms zeer hardnekkig gebeurde met alle gevolgen van dien.

In die periode was de oorlog in België enkele maanden geleden voorlopig gestaakt.  Langs de linkerkant van de Raverschootstraat, dicht bij de Galgenstraat, lag een duitse militair begraven; op het houten kruis was zijn helm bevestigd.  Gans dit beeld beïnvloedde waarschijnlijk onbewust onze houding in het beleven van het drama dat eeuwen geleden zich voltrokken had.

Nog temeer, was graaf Karel de Goede zeker een goed mens, anders zou hij zo niet in de geschiedenisboeken worden vermeld.  Des te slechter en gemener waren zijn samenzweerders en moordenaars.  Voeg daarbij het lezen van "De Leeuw van Vlaanderen" en men kan denken, de stemming was er.

Raverschoot hoogtelijnen
De hoogtelijnen te Raverschoot, naar een militaire kaart uit de 19e eeuw,
op schaal 1/20.000.

Mijn eerste belangstelling voor de geschiedenis bracht mij terug tot het kasteel van Raverschoot.  Veel heb ik gezocht, telkens op de verkeerde plaatsen.  Ik liet mij leiden door reeds verschenen publikaties daarover.  Na de algemeen verspreide mening van de plaatselijke vorsers te hebben gehoord, kwam ik tot het besluit dat zij fout waren en het kasteel van Raverschoot niet te situeren is op de plaats waar de heer Coene Marcel een hoeve in pacht heeft.

Archiefonderzoek is zeer belangrijk voor geschiedenis.  Toch wordt soms te weinig rekening gehouden met oude kaarten voor het terugvinden van verdwenen wegen e.a.d.m.  Zeer weinig aandacht wordt besteed aan de mondelinge overleveringen van oudere mensen, al te dikwijls heb ik ondervonden dat er altijd een gedeelte van hun verhaal iets te maken heeft met het gebeurde.  De luchtfotografie is zeker het middel om lang verdwenen woonkernen op te sporen.  En van deze twee laatste middelen heb ik dankbaar gebruik gemaakt.

Aloïs Van Autreve vertelde "dat het daar niet deugde bij het donkeren, vele eigenaardige geruchten te horen waren en het soms wreed dierf spoken.  Daarbij die vent is onrechtvaardig dood gedaan en dat wreekt zich altijd"; toen ik hem vroeg wie de onrechtvaardig vermoorde was, de graaf Karel de Goede ofwel de eigenaar van de verwoeste burcht, antwoordde hij: "Zijn naam ken ik niet, maar ik heb het altijd zo horen vertellen, en mijn vader heeft het ook zo gehoord, veranderen doe ik er niet aan".

August Schoonaeckers vertelde mij in 1967:  "Ik ben nu 85 jaar en ken die plaats zeer goed die gij bedoelt, een vervloekte plaats, zij was maar goed genoeg om er gras te laten groeien.  Het spookte er regelmatig.  Soms kwam het spook zijn kuren vertonen tot bij het kasteel van ridder Stroo.  Bij grote onweders zag ik soms grote hoeveelheden water bruisend in de grond verdwijnen, het ging telkens zeer rap en vergezeld van nevel en rook.  Zelfs mijn thuis heeft nog enkele jaren in die woning gewoond.  Enkele jaren vóór de afbraak in 1895, toen zij enkele jaren verlaten heeft gestaan, ging er een rosse kerel die luisterde naar de naam Pis, die God noch zijn gebod kende en voor niets schrik had, dat spook eens temmen.  Hij zou een ganse nacht alleen in dat huis doorbrengen.  De omliggende bewoners dierven zelf bijna niet slapen.  Gans de nacht was het stil.  Bij het morgenklaren gebeurde het: huilend en dierlijke geluiden krijsend vluchtte de rosse Pis weg.  Enkelen konden uit zijn verwarde woorden besluiten dat het spook vergezeld was door een geit met vlammende ogen.  Nooit hebben ik, noch de geburen die vent terug gezien".  Tot daar het verhaal van August Schoonaeckers.

In elk geval het verdwenen kasteel bleef mij boeien.  Dat velen meenden dat het te situeren was op de hoeve Coene M. is fout.  Deze hoeve was waarschijnlijk wel vroeger de boerderij van het kasteel of buitenverblijf van ridder Stroo.  In de volksmond noemde men, ten onrechte, deze woning steeds het kasteel van ridder Stroo.  In de nog bestaande schuur zijn er wel enkele muurgedeelten die enkele eeuwen teruggaan en zeer waarschijnlijk afkomstig zijn van de toen gebouwde brouwerij en mouterij door Gillis De Smet, dit in het begin van de 17e eeuw.  Zie het weekblad «'t Vrij Maldegem» van 5-3-1966, in het artikel "De Brouwerij op Adegem-Raverschoot rond 1600", door de gekende geschiedkundige Daniël Verstraete.  En ten onrechte worden die oude muurgedeelten aangezien als middeleeuwse overblijfselen van het verwoeste kasteel.

Vereenvoudigde tekening naar een luchtfoto,
ter beschikking gesteld door het Militair Geografisch Instituut (schaal 1/5000)

Het daarnaast gelegen landbouwbedrijf van de heer Gentil Coene, dat hij heeft overgenomen van de familie Bauwens, is een eigendom van de heer De Wilde uit Heusden.  Deze gronden hadden vooraan het buitenverblijf van ridder Stroo, met haaks op de baan het nu nog bestaande gedeelte van het voormalige koetshuis en de paardestallen.

In de cirkelvormige openingen waren vroeger paardekoppen in steen (?) te zien.  Gans achteraan, een paar honderd meter van de straat af en ongeveer op dezelfde afstand van de oude Lieve, is het ontstaan van het oude Eeklo terug te vinden, waar tevens het verwoeste kasteel stond.  Mijn vriend Daniël Verstraete schrijft in «'t Vrij Maldegem» van 11-2-67 het volgende:
«Raverschoot is een gehucht tussen Eeklo en Adegem, dat als zeer oud wordt aanzien.  Eigenlijk zijn zeer veel dorpen en gehuchten oud, maar er ontbreken soms vermeldingen om dit te staven.  Voor Raverschoot echter hebben wij een vermelding van 1127 en dat is niet van gisteren.  Het was Galbert, een kroniekschrijver uit die tijd, die het de moeite vond om Raverschoot te vernoemen in zijn verhaal over de moord op Karel de Goede.  Er stond hier een burcht of een versterkte hoeve, die eigendom was van Robert, een van de vrienden of familieleden van de moordenaars.  Wie die Robert was, is niet bekend.

Niklaas Despars noemt hem Robert van Reddenburg, zoon van Robert.  Maar Despars schrijft op het einde van de 15e eeuw, 375 jaar na de gebeurtenissen van 1127.  Galbert die in de 12e eeuw schreef, vernoemt alleen de naam Robert en hij voegt erbij dat hij jong was en tamelijk populair te Brugge.  Dit nam niet weg dat hij, samen met andere vrienden van de moordenaars, gedood werd nadat Gervasius van Praat zijn kasteel te Raverschoot belegerd en vernield had.  Galbert voegt eraan toe, dat dit kasteel of die versterkte hoeve, moeilijk in te nemen was.  Dat is alles.  De rest mogen wij raden.  Natuurlijk willen wij dan aanstonds weten waar dit kasteel juist stond.

Er zijn niet zoveel kastelen of hoeven in onze streek die de eer genieten van in de 12e eeuw vernoemd te worden.  Die hoeven bestonden wel, maar er wordt eenvoudigweg niet over gesproken.  Veel mensen hebben reeds getracht het hof van Raverschoot te situeren en ik heb dit ook gedaan.  Maar nooit konden afdoende bewijzen gevonden worden om het hof bijvoorbeeld te zoeken op de hoeve van boer Coene, waar midden de 17e eeuw het huis en de brouwerij van Gilis de Smet gebouwd werden, of op de hoeve Bauwens, waar ridder Stroo in de 19e eeuw woonde.  Achter die hoeve Bauwens zijn er oneffenheden op het terrein, maar dat zijn overblijfselen van een lusthof die daar door ridder Stroo werd aangelegd.  Ik heb mij ook laten verleiden om hierin resten te zien van het hof van Raverschoot en ik heb dit geschreven in «Eikels worden Bomen», nr. 2 van 1953.

Maar hier wijzig ik mijn mening, want, zoals in een vorig «Vrij Maldegem» reeds vermeld, kon ik onlangs een belangrijke aanwijziging vinden in verband met het hof van Raverschoot.  Die aanwijzing staat in de boedelinventaris van Livine Dormael en Louis van Hoobrouck, waarover wij vorige keer schreven, bewaard te Gent in het Rijksarchief, fonds families nr. 132, blz. 33.  Om gebeurlijke twijfelaars te overtuigen, laat ik hier de tekst volgen: «item een behuisde hofstede, zoo dezelfde met de boogaert gestaen en gelegen is in zijn beluik, samen groot 5 gemet erve wezende, met de huusen, scheuren, stallen, duivekeete en andere édificien, metsgaders boomen en cateilen, binnen de jurisdictie van Eecloo, aen de kant van Adegem in 't gehuchte genaemt Raverschoot, bij Raverschootbrugge, wezende het hof van de heerelichede van Raverschoot en daermede verpacht aen Jan Geernaert, van twee zijden abouterende s'heerenstraete».

Uit die vermelding blijkt maar al te duidelijk dat het hof van Raverschoot moet gesitueerd worden bij Raverschootbrug en bij de grens van Adegem, die daar ten Westen van die brug ligt.  Het hof paalt met twee uiteinden aan de heerstraat, dat wil zeggen, dat het tussen de Antwerpse Heerweg ligt, dus de weg die over de brug loopt en de straat van Westeindeke die ten Noorden ervan ligt, evenwijdig aan die Antwerpse Heerweg.

Wanneer wij de oppervlakten samentellen van de stukken land, die tussen de grens van Adegem, de vaart en die twee wegen liggen, komen wij nog aan geen 5 gemet en daaruit moeten wij besluiten dat een deel van die oppervlakte in de vaart of in de barmen gedolven is wanneer die vaart, midden in de 19e eeuw, in de bedding van de Lieve werd gegraven.  Die vaart is immers veel breder dan de Lieve.  In elk geval is de vermelding «bij Raverschootbrugge» een kostbare aanduiding.  Ook op de kaart van Pourbus (1570) wordt slechts een groot gebouw getekend bij Raverschootbrug, dus op de plaats waar het hof gestaan heeft.  Ik meen dat hiermede voldoende bewijzen geleverd zijn voor de situering van Raverschoot.  De hierboven geciteerde vermelding dateert van 1658, maar iedereen weet dat een hof niet verplaatst wordt.  Wanneer dit in de 17e eeuw zo was, mogen wij aannemen dat dit vroeger ook zo het geval was».

Tot daar het voornaamste gedeelte over de aanduiding van de plaats van het kasteel.

Poging tot reconstructie van de versterking te Raverschoot, zoals zij volgens de schrijver zou kunnen geweest zijn.  Onderaan hebben wij de verblijf- en woonplaats van het personeel, boven op de hoogte de eigenlijke versterking, in haar vermoedelijke toestand.

Ik kan mij daar niet mee akkoord verklaren en dit om volgende redenen: Een heerlijkheid uit de jaren 1658 die 5 gemet groot was, kon in de 15e, 14e, 13e, 12e of de 11e eeuw tientallen gemet groter zijn.  Vele heerlijkheden waren aanvankelijk betrekkelijk groot en zijn in hun geschiedenis soms kleiner van oppervlakte geworden.  Dat was in hun eeuwenlang bestaan bijna normaal.  De versterking werd gebouwd op het einde van de 8e eeuw, ofwel vroeg in de 9e eeuw, en was zeer waarschijnlijk een (kleine) schakel in de gordel der versterkte plaatsen om de invallen van de Noormannen tegen te gaan.  Het belang van de Lieve als verkeersweg wordt zeker onderschat, nochtans waren de toenmalige verkeersmogelijkheden vooral gericht op het water.  Het gebruikte materiaal was licht en klein en gemakkelijk, bij onbevaarbare plaatsen, een eind over het land te verplaatsen.

Zal de versterking ook niet hebben gediend als rust-halteplaats voor de op doortocht zijnde vorsten of andere gezagdragers?  Was de verbinding tussen de steden Gent en Brugge gedurende de wintermaanden over Knesselare, waar het Prinsengoed die funktie had, en zelfs verschillende bijeenkomsten (parlementen) plaats grepen onder de persoonlijke hoede van graaf Lodewijk van Male, en over Ursel, wel de oudste en de enige?  Zie: «Appeltjes van het Meetjesland»*, nr. 15, in het artikel «Feodaal Knesselare» van de heer Alfons Ryserhove, blz. 263.  Gedurende de zomermaanden gebeurde het verkeer tussen beide steden over Raverschoot en was deze versterking zeker een rust-halteplaats.

Zelfs kan ik mij niet ontmaken van de indruk, dat het ontstaan van de eerste plaatselijke woonkern zeer oud moet zijn.  Deze mening wordt nu meer geloofwaardiger na het vinden van een Silex-bijl, zie «Ons Meetjesland», 1974, nr. 1.  Deze vondst wijst op bewoning, reeds 3000 jaar vóór Christus.

Dit is een reden te meer om de eerste leefkern daar te situeren.

Een andere reden die naar die plaats verwijst, is het landschap zelf.  Als U door de Raverschootstraat wandelt zal U zien, rechts en links van de straat, dat de gronden van de straatweg aflopen.  Deze oude zandrug, komend over Lembeke, een gedeelte van Oostveld-Statiestraat, de Markt, langs de vroegere Brugsestraat, loopt zo over Raverschoot.  Als U de bestaande hoogtelijnen bekijkt, ziet U dat de plaats van het verwoeste kasteel in een laagte ligt, die juist wordt afgesloten door de hoger gelegen zandrug en daardoor als weg werd gebruikt.  Waardoor ook het ontvangen water uit de nabijgelegen Lieve geen problemen stelde en het middeleeuwse verdedigingswapen bij uitstek: het water, onbeperkt kon worden gebruikt.

De Lieve, die een natuurlijke waterloop was, kreeg bij de werken die werden uitgevoerd om haar beter bevaarbaar te maken in het begin van de 13e eeuw vele rabotten, waarvan dit te Raverschoot het belangrijkste was.  Hetgene wel duidt op het belang van het bodemreliëf voorbij de zandrug, maar ook er vóór, zodat toch alles was aangewezen om de versterking daar te bouwen.  Rekening houdend met het feit, dat de overheersende Zuid-Westerwinden zeker de zandrug door de eeuwen heen enkele tientallen meter in een meer Noordelijke richting hebben verplaatst, waardoor de versterking zelf iets verder van de weg af kwam te liggen.  Trouwens, de Silex-bijl is gevonden juist een tweetal meter van de weg, waardoor een verplaatsing van deze zandweg wordt bewezen.  De eerste bewoners zochten de natuurlijke bescherming op en er was enkele tientallen meter achter een zandrug wel een betrekkelijk goede beschutting tegen weer en wind te vinden.

Als derde reden, steun ik mij op de luchtfotografie.  De zichtbare verkleuringen die te zien zijn, geven twee omwalde gedeelten weer.  De kleinste cirkel, met een diameter van ± 30 meter, ligt op ongeveer 160 meter van de vaart zelf.  De grotere cirkel, die verbinding heeft met de andere, heeft een doorsnede van ± 110 meter.

Publikaties over waterkastelen, of vroeg-middeleeuwse versterkingen die omwald waren met water, geven meestal een beperkte omvang aan en de grootste diameter gaat zelden boven de 90 meter.  Dit alles wijst terug op het grote belang die deze verdwenen versterking moet gehad hebben in de eerste ontwikkeling van onze streek en dat door haar verwoesting zeker een verplaatsing van de toenmalige, terugkerende bewoners is gebeurd naar het huidige Eeklo, dat reeds in 1240 novum Eeclo (nieuw Eeklo) wordt genoemd; zie: «Appeltjes van het Meetjesland»*, nr. 22, artikel «Eeklo, van natuurlandschap tot stratennet», door de heer Achiel De Vos.

Er kan nog veel over de juiste plaats van de eerste Eeklose woonkern worden geschreven.  Het ware gewenst ter plaatse eens opgravingen te kunnen doen, om te zien als deze nieuwe aanduiding inderdaad de juiste zou kunnen zijn.

Langs deze weg bedank ik van harte volgende personen voor hun behulpzaamheid: de heren Gentil Coene, te Raverschoot; Pierre-Paul De Wilde, te Heusden; Richard Michiels, te Maldegem; Alfons Ryserhove, te Knesselare en de familie Schoonaeckers, uit «Het Stadhuis van Raverschoot», te Raverschoot.

Romano TONDAT.

Separator

Naar de top van deze blz.

Inhoudstafels
1968 - 1969 - 1970 - 1971 - 1972 - 1973 - 1974 - 1975 - 1976 - 1977
1978 - 1979 - 1980 - 1981 - 1982 - 1983 - 1984 - 1985 - 1986

Welkomblz van tijdschrift "Ons Meetjesland"
Doorzoek «Ons Meetjesland»!

MijnPlatteland homepage
MijnPlatteLand.com

Meest recente bijwerking :  21-04-2021
Copyright Notice (c) 2024