Uit tijdschrift "Ons Meetjesland", 1986, 19de jaargang, nr. 2

CHRONOLOGIE  VAN  EEKLOSE  GEBEURTENISSEN
VANAF  DE  BELGISCHE  ONAFHANKELIJKHEID

- 1841 -

(vervolg)

Het verpachten van de stadsrechten was vanouds in gebruik, en zoals steeds met dit soort gepriviligeerde rechten weinig vatbaar voor drastische evolutie.

De laatste tariefaanpassingen dateerden reeds van 16 december 1818, 21 februari 1819 en 20 november 1827.  Weliswaar diende de stad, conjunctuur gebonden, bij wijlen in te grijpen om de rechten verpacht te krijgen.  Zo werden kort na de onafhankelijkheid, wegens het nog onrustig politiek klimaat de stadsrechten zesmaandelijks verpacht.  (Chronologie 1831, O.M., nr. 2, jrg. 13 - 1980, blz. 84).  In 1841 zocht men zijn toevlucht ingevolge de weinig rooskleurige sociale toestand in het cumuleren van verschillende rechten.

PACHTVOORWAARDEN.

Alle marktrechten werden bij kaarsbranding toegewezen.  Op het ogenblik dat het "licht uitdooft" kreeg het laatste bod het recht voor een periode van een jaar toegewezen. (van 1.1 tot 31.12).
Om enige vaart in de verpachting te houden werden minimum opbodsommen vooropgesteld.
minimaal 1 frank voor waarden beneden de 100 frank
minimaal 2 frank voor waarden begrepen tussen 100 en 500 frank
minimaal 4 frank voor waarden begrepen tussen 500 en 1000 frank
minimaal 10 frank voor waarden boven de 1000 frank.
Een bod van dronken lui werd niet aanvaard.
De pachtsom diende voldaan te worden in 12 maandelijkse betalingen, telkens op de 16de van de maand.
Een afgaand pachter kon pas meedingen nadat zijn volledige pachtsom in de stadskas was gestort.
Hoewel gestipuleerd werd dat de pachter onder geen beding om vermindering kon vragen, hebben we meermaals vastgesteld dat het stadsbestuur zich billijk opstelde tegenover pachters die ingevolge economische recessie veel schade hadden geleden.
Anderzijds stelde de stad zich financieel veilig door het eisen van een solvabele borg.
Om fraude en geschillen te vermijden werd duidelijk gesteld dat diende gewerkt te worden met wettige maten en gewichten.
 

VERPACHTING.

De verpachting vond plaats op 17 december 1840, dus één dag nadat de afgaande pachter zijn laatste betaling had verricht.

Overzichtstabel van de markt-, meet- en kaairechten.  De pachters met pachtsom en de te innen gelden.

Marktrechten Pachter Pachtsom Marktgeld
- granen, zaden, aardappelen,
droge vruchten
Leo De Jaeger 7506 Fr. 6.34 Ct/Hl.
- groenten, kruiden, fruit Joannes Robert 2540 Fr. 4,23 Ct/halve m2
- vismarkt       46,56 Ct/kar
4,23 Ct/mand
- reizende kooplui, liedjeszangers       12,69 Ct/mand,
kist, pak
- ajuinmarkt       93,12 Ct/kar
- open kramen, tafels,
kruiwagens
      12,69 Ct/1,5 m2
+ 8,46 Ct/m2 meeropp.
- overdekte kramen, tenten       25,39 Ct/3 m2
+ 8,46 Ct/m2 meeropp.
- bessems       4,23 Ct/vracht
- paarden, ossen, koeien, vaarzen Jan Baptist De Praet 500 Fr.   12,69 Ct/dier
- kalveren, schapen, varkens       4,23 Ct/dier
- vlas en werk Joannes Robert 460 Fr.   8,46 Ct/zak
- garens Ferdinand Gillebeert 965 Fr.   4,23 Ct/pak
- boter, eieren Ferdinand Gillebeert 755 Fr.   4,23 Ct/korf-mand
- wild, kiekens, gevogelte       4.23 Ct/mand
- aard-gleierwerk Joannes Robert 25 Fr.   93.12 Ct/kar, wagen
- buis-bakkerskolen       1 Fr. 86,24Ct/kar, wagen
4.23 Ct/Hl.
 
Meetrecht        
- granen, zaden, aardappelen,
droge vruchten
Leo De Jaeger 5004 Fr.   4,23 Ct/Hl.
- wolle stoffen
laken
calmande
Jan Baptist Kloeckaert 3 Fr.  
4,23 Ct/el (698 mm)
1,05 Ct/el
- lijnwaad
zegelen
      21,16 Ct/stuk
2,11 Ct/stuk
- steen-houillekolen Pieter De Raedt 1150 Fr.   5,28 Ct/100 kg.
- kaairecht Jacobus Suffijn 655 Fr.   4,23 Ct/stère inhoud
van het schip (= 1 m3)
 

Markt in Eeklo
 

VOOR EEN GOED BEGRIP.

dienen nog enkele toelichtingen gegeven te worden bij de stadsrechten.

Vooreerst, de gebruikte afkorting Ct wil zeggen centiem en zoals men ziet rekende men nog in honderdsten van centiemen.  Hl., staat voor hectoliter.

De meeste produkten waren aan het stadsrecht onderworpen vanaf het ogenblik dat ze in de stad werden gebracht.  Uitzondering bestond voor paarden, ossen, koeien en vaarzen, waar het recht pas werd geheven na verkoop.

Ook was het zo dat de "marktrechten" niet enkel golden voor de wekelijkse markt, maar van toepassing waren op alle produkten die aangevoerd werden met het doel deze hier te verkopen ongeacht de dag van de week !

Het kaaigeld was principieel van toepassing op alle schepen, schuiten en vaartuigen die het Eeklose kanaal (Leiken) opvoeren voor het laden of lossen van vracht.

Het recht van 4,23 centiem de stère (kubieke meter) werd geheven naar de inhoud van het schip bij patent vermeld en dit vermeerderd met 1/3 van de opgeslagen vracht.  Het maximum belastbare was 45 stère.

Vrijgesteld van elk recht waren de schepen geladen met mest of vuilnis die te Eeklo werden gelost en leeg vertrokken.

1841: Naast het verpachten van de stadsrechten inde de stad eveneens uit het verpachten van enkele stadseigendommen.  Zo ondermeer van:

Een huis op het "Oosteindeken " (waar nu nog steeds stadsdiensten gevestigd zijn) werd verpacht aan het Provinciebestuur als kazerne van de gendarmerie. 507,93 Fr.
De onderbouw van het stadhuis, dienstig als herberg, verpacht aan Felicita De Vos weduwe Jan Francies Vrombout, jaarlijks 860,00 Fr.
Zes stukken landbouwgrond.  Verpacht aan Engel en Francies De Stuyver, Christiaen Stolle en Francies Verhoeven voor 31,65 Fr.
Over 1839, '40 en '41 stonden de laatste drie samen voor 69,5 Fr. achter aan pacht waarvan de stads reeds 31,5 Fr. had afgeschreven als zijnde "oninbaar".

25.03.1841: Dat de Eeklose wegen nog rijkelijk van groen waren voorzien getuigen de veelvuldige houtvendities die in de stad plaatsvonden; een recht dat tijdens het ancien regime de heer toebehoorde (tijdens de 17de en 18de eeuw aan de familie Della Faille).
Op 25 maart werden langs "den grooten steenweg omtrent het pannenhuis en verder opwaerts naer den wijk balgerhoeke" niet minder dan 218 eiken geveild.

De 21 kopen brachten 392,15 frank of gemiddeld 1,80 Fr. per boom op.  De belangrijkste kopers waren Felix Reychler, timmerman met 72 bomen; de schoenmaker Francies Braet 42, werkman Pieter Sarlet 34 en hoefsmid Jacobus Boute met 31 bomen.

16.04.1841: Het bijhouden van de kiezerslijsten was een jaarlijks terugkerende zorg van het stadsbestuur.  Ook nu waren aanpassingen van de kiezerslijsten nodig, zowel voor de gemeente als voor het parlement.

GEMEENTEKIEZERS.

afgeschreven 13, waarvan 7 die de vereiste kiestol niet meer betaalden: Pieter Francies Cocquyt, Antone Seraphien Commergo, Pieter Bernard Keirsbilck, Francies Martens, Benoit Van De Putte, Edouard Verdick en Bernard Robert.  Antone Dhave, Engel Martens, Edouard Martens en Francies Rombaut waren overleden.  Terwijl Livin Van De Velde en Edouard Van Hecke Eeklo hadden verlaten.
toegevoegd 13.  Waarvan 12 die de vereiste kiesdrempel hadden overschreden: Bernard Baudts, Louis De Poortere, Desiré De Vos, Seraphien Minne, Edouard Spittael, Desiré Steyaert, Frans Antone en Charles Louis Van De Genachte, Ange Van Han, Felix Verdeyen, Ferdinand en Seraphien Sierens.  Maximiliaan De Dapper was ingeweken van Deinze.

Het voorlopig kiezersaantal werd vastgesteld op 309.  Tegen het einde van het jaar was het aantal gestegen tot 327.

KIEZERS WETGEVENDE KAMER.

Voor het parlement lag de vereiste kiestol aanzienlijk hoger dan voor de gemeente, vandaar het beperkt aantal stemgerechtigden.  (Voorwaarden zie Chronologie 1835, O.M. jrg. 14 - 1981, nr. 3, blz. 36).

Bereikten niet meer de vereiste kiestol: Francies Aelswede, Joseph Bastien, Bernard Robert, Francies Valcke en Edouard Verdick.
Overleden: Engel en Edouard Martens, Francies Rombaut, Ange Van Han vader.  Als nieuwe kiezers ingeschreven: Jacobus De Jaeger, Desiré De Vos, Charles Dhondt, Livin Mattheeuws, Pierre Ryffranck, Hyppolite Van Damme, Ange Van Han, Louis Veracx en Felix Verdeyen.
Deze lijst sloot af met 135 kiesgerechtigden.
Op 31.12.1841 telde Eeklo 138 kiezers.
De lijst voor de Provinciale verkiezingen vonden we niet terug.  Eind 1841 waren er 144 kiezers.

24.04.1841: De jaarlijkse veemarkt die tot 1834 plaatsvond voor het "hotel De Vier Emmers", had met het sluiten van deze laatste moeten wijken naar het begin van de Molenstraat.

Samen met het opnieuw opengaan van de herberg op 1 mei 1841 verzocht de nieuwe uitbater van "De Oude Vier Emmers" Benedictus Van Acker om de veemarkt terug te brengen zoals voortijds.  Het stadsbestuur volgde Van Acker en de eerstvolgende veemarkt van 10 juni zou opnieuw meer westelijk in de Molenstraat plaatsvinden.  Niet naar de zin van de neringdoeners uit het begin van de Molenstraat, die op 9 juni een protestbrief aan het stadsbestuur afleverden.  Wel wat laat overigens !

24.04.1841: Tegen het verzoek van Petrus Vanden Bossche, koopman in steen en kalk, om in de Zuidmoerstraat een bleekwaterfabriek (fabriek van chlorine de chaux) op te richten kwam verzet van P. Vander Weenen en Louis Van Waesberge.  Beiden waren bevreesd voor brandgevaar, daar het nieuwe gebouw te dicht tegen hun eigendommen zou opgetrokken worden.  Een onderzoek van stadswege wees de ongegrondheid van hun klacht aan.  Op 17 augustus 1841 zette de provinciale raad het licht op groen om de bouwwerken te starten.

Wegens de aard van het fabrikaat werden wel enkele bijzondere eisen gesteld.

1. De stookplaats moest worden opgetrokken onder toezicht van de stad.
2. De afvalprodukten mochten niet op straat, in sloten of in het Leiken worden geloosd.  Wel moesten de zeker niet ongevaarlijke stoffen samengebracht worden in gietijzeren potten die dan op 150 meter buiten de bebouwde kom mochten gestort worden.
 

12.05.1841: De commissie gelast met het financieel beheer van het Werkhuis van Liefdadigheid gaf de rekeningen over van het dienstjaar 1839.  Zoals steeds waren er in de gemeenteraad klachten over de onvolledigheid en onduidelijkheid van deze rekeningen.
Raadslid Francois De Meulemeester vond het nu wel iets te gortig en uit protest verliet hij de zitting, omdat hij toch "als niet genoegzaem onderrigt zijnde om met verreischte kennis van zaken over de regelmatigheid" van de rekening kon oordelen.

Desondanks werd de rekening van '39 op 19 juni dan toch goedgekeurd.
Veel meer dan:

ontvangen 31093,66 Fr.
  uitgaven 27435,97 Fr.
   
  bonus 3657,69 Fr.

kwamen de raadsleden ook niet te weten !

Extrakt uit de kadastrale kaart van Popp
Extrakt uit de kadastrale kaart van Popp, met aanduiding van de eigenaars en gebouwen die betrek hebben op de klacht tegen de oprichting van een bleekwaterfabriek.

29.05.1841: De stad ontving een provinciale omzendbrief (dd. 22.05.1841) waaruit bleek dat van overheidswege 30.000 Fr. ter beschikking van de provincie was gesteld als hulp aan de kwijnende vlasnijverheid.

Er was geopteerd voor de aankoop van een althans voor Vlaanderen nieuw soort weefgetouw met vliegende schietspoel dat in Engeland, Schotland en Ierland reeds een tijdlang met succes in gebruik was.

Het was de Gentse maatschappij De Phoenix die het weeftoestel in het land had gebracht en opgesteld in het Nijverheidsgesticht aldaar.

Uit te Gent uitgevoerde testen bleek:

dat men op een eenvoudiger en vluggere wijze zowel de lichte en dus meer geslotene, als de zwaarste lijnwaden kon weven.
dat men ermee "gefatzoeneerde stoffen", onze wevers nog onbekend kon op vervaardigen.
dat meisjes van 15 à 16 jaar zonder moeite de apparatuur konden bedienen.
dat de nu in gebruik zijnde weefgetouwen zonder veel moeite en kosten ombouwbaar waren.

Men besloot dat de vliegende schietspoel voor de lijnwaadnijverheid niets anders dan groot voordeel kon brengen.
Voor de opleiding, die te Gent plaatsvond, mochten de gemeenten hun beste wevers sturen naar rata van
          2 wevers voor gemeenten van maximum 1000 inwoners,
          3 wevers voor gemeenten van maximum 2000 inwoners,
          met toevoeging van een wever per duizend inwoners.

Met een bevolking van ruim 9000 zielen mocht Eeklo dus 10 wevers afvaardigen.

 Gedurende het verblijf te Gent werd een weefloon van 1,5 Fr. betaald.

weefgetouw met vliegende schietspoel
Tekening van een weefgetouw met vliegende schietspoel,
naar model aanwezig in het Heemkundig Museum V. V. V.-Eeklo.

Na beëindigen van de cyclus werd het weefgetouw van de cursist gratis omgebouwd.

In samenspraak met de lijnwaadkooplieden zou de stad snel een lijst opstellen met de beste linnenwevers.

Pas op 23 december 1841 kwam de lijst met de beste tien wevers klaar.  Bij navraag bleken slechts enkelen bereid om de opleiding te volgen.  Om dit beschamend resultaat deels goed te maken werden nog twee wevers aangesproken waarvan men bij voorbaat wist dat ze zouden aanvaarden.

Hoe mooi het voornemen van de overheid ook was, de Vlaamse plattelandsmentaliteit zorgde ervoor dat dit projekt eens te meer een slag in het water werd !  Kortzichtigheid en conservatisme van onze mensen waren mede oorzaak dat deze nijverheidstak meer dan ooit op de helling kwam te staan.

LIJST VAN DE LINNENWEVERS VOORGEDRAGEN DOOR DE STAD.
 
  Naam
 
Straat
 
Visie van de wever
 
Ferdinand Van Vooren Kerkstraat kan niet gaan
Jan Van Quakebeke Krommewalstraat kan niet gaan
Bemard Lippens Peperstraat zal gaan (maar ging niet)
Jan Baptist Wille Kerkstraat kan niet gaan
Jan Boudens Roze kan niet gaan
FERDINAND HIMSCHOOT Cocquytstraat zal gaan
Charles Louis De Roose Zandvleuge zal bij belet zich laten
vervangen door broer Pierre
Jan Frans Vermeere Tieltsesteenweg geen wever meer
EDOUARD VAN HECKE Tieltsesteenweg zal gaan
10  Jacobus Van Vooren Tieltsesteenweg
11  BERNARD DE ZUTTER Cocquytstraat zal gaan
12  PIETER JACOBUS BAELE Cocquytstraat zal gaan

29.05.1841: Dat het ambt van armmeester niet alleen prestige maar ook veel werk inhield lag meermaals aan de basis dat een pas verkozene nog voor de indiensttreding om ontslag vroeg.  Niet zelden werd dit verzoek door het stadsbestuur geweigerd.  Dit hield evenwel niet in dat de stad oog of oor had voor de argumentatie van zijn onderdanen.

Toen Antone Goethals, effectief lid van het Weldadigheidsbureel, op 29 mei om ontslag verzocht werd gunstig gevolg gegeven aan zijn rekwest.

Ook niet zonder reden...!
Antone voerde aan dat met het overlijden van zijn vrouw hij alleen achterbleef met zes minderjarige kinderen.  Tevens stond hij alleen in voor het beheer van zijn zaken die bestonden uit een bier- en azijnbrouwerij, tabakswinkel en een landbouwbedrijf met ca. 18 hectaren land waarop veel knechten arbeidden die een bestendig toezicht vroegen.

Antone Goethals kreeg zijn ontslag maar diende wel te wachten tot in zijn vervanging was voorzien.  Op 19 juni werd Ferdinand Goethals tot nieuwe armmeester gekozen en op 3 juli geïnstalleerd.

Ferdinand Goethals was pas in functie of er rezen reeds moeilijkheden rond zijn benoeming.  Dokter Maroy, raadslid, plaatste in zitting van 12 juli vraagtekens bij de geldigheid van de benoeming.  Ontvanger Benedictus Goethals was namelijk de broer van Ferdinand.  Het was over de verenigbaarheid van meer familieleden in het bestuur dat de dokter een onderzoek vroeg.  Blijkbaar was er geen vuiltje aan de lucht gezien beiden bleven zetelen.

02.06.1841: Charles Louis De Rycke ontving uit de stadskas 3 frank.  Geld waar hij volgens artikel 33 van het brandweerreglement recht op had.  In de nacht van 27 op 28 mei had Charles Louis als eerste, opperbrandmeester Dhuyvetter verwittigd van de brand ontstaan in het achterhuisje van Pieter Francies De Decker in de Zilverstraat.  Door een snel optreden kon de schade beperkt blijven tot 200 à 250 Fr.  Bij de bluswerken was tevens voor 46 frank schade gemaakt aan het aanpalende "weverswerkhuis".

16.06.1841: Aan de "maetschappij van Rhetorica" was een provinciale subsidie van 300 Fr. toegewezen om de vereniging toe te laten nog dat jaar een welsprekendheidstomooi te organiseren.

19.06.1841: Het is een eeuwenoud feit dat prestige en macht nooit ver van elkaar verwijderd liggen.  In voorgaande hadden we reeds gewezen op het prestigieuse karakter van het armmeesterschap.  De volgende gebeurtenis illustreert de macht waarover deze beperkte groep mensen beschikte.

In een schrijven van 8 juni stelden de leden dat ze met het toegekende geld de werking van het weldadigheidsbureel onmogelijk konden in stand houden !  Indien aan hun eisen (meer geld) geen gevolg gegeven werd zou het voltallig bestuur zijn ontslag aanbieden.  Cynisch merkte het gezelschap op zich eens te willen laten vervangen "door mannen die naer den smaek van het stedelijk bestuer zullen werken en die door hunne gespaerzaemheden tevens de armen en de stad gelukkig zullen maken".  Een dreiging die, voor zover we weten te Eeklo geen voorgaande had gekend en bij uitvoering een echte katastrofe voor de behoeftigen en de stad zou betekenen.  Denk maar wat er zou gebeuren indien plots om en bij de 700 ondersteunden zonder enige vorm van hulp kwamen te zitten.....

Dat het armbestuur aan de noodrem trok mag ons niet verwonderen.  Om te bezuinigen ging de overheid, net als nu, het ook zoeken bij de meest onmondigen... en dat waren juist de ondersteunden !

Gedurende de eerste drie maanden was reeds voor 53,4% van het totaalbudget uitgegeven.  Hoe ze het de overige 8 maanden zouden rooien was ook voor hen een raadsel !

Het stadsbestuur, ook van alle politieke markten thuis, was het er unaniem over eens... dit probleem naar een volgende zitting te verdagen.

OVERZICHT WERKINGSGELD WELDADIGHEIDSBUREEL - 1841
 

Post Toegestaan

Uitgaven 1ste kwartaal

jaarkrediet
 

som
 

%
 

uitdelen brood 3800 Fr.

1772,08 Fr.

46,6

geld voor zieken 800 Fr.

459,50 Fr.

57.4

geld gegeven aan huis ---- 372,00 Fr. ----
kledij 100 Fr. 66,21 Fr. 66,2
slaping 150 Fr. 72,95 Fr. 48,6
doodkisten, bouwwerken 5130 Fr.

2588,74 Fr.

50,5

Op 12 juli boog het stadsbestuur zich uiteindelijk over het probleem.  In een mededeling werd bekendgemaakt dat de stad:
1. de ontslagen niet aanvaardde
2. de gevraagde gelden niet werden toegewezen
3. de uitgaven van het 1ste kwartaal als een onregelmatigheid van het armbestuur bestempelden.

Het stadsbestuur trof derhalve geen blaam... maar toch werd in diezelfde vergadering onder impuls van oud burgemeester Dhuyvetter beslist om voor het tweede halfjaar een bijkomend krediet van 50% op elke post toe te staan.  Pas later zou de polemiek over de werking van het eerste halfjaar worden geopend.

21.06.1841: Om 11 uur was het volledig stadsbestuur in de raadzaal aanwezig voor de plechtige uitreiking van een "zilveren eerpenning" bij K.B. van 11 maart toegekend aan de Eeklose schipper Charles Mercq (Merck).  Deze hulde, gekoppeld aan een beloning van 30 frank viel hem te beurt omdat hij op 13 november 1840 twee kinderen in de Brugse vaart van een gewisse verdrinkingsdood wist te redden.

03.07.1841: Op de vraag of de onderhoudskosten van buurt- en gemeentewegen deels of volledig ten laste vielen van de aangrenzende eigenaars werd beslist:

  "dat van oude tijden en overeenkomstig de wetten en costumen dezer provincie het onderhoud ende herstellingen der buer en gemeentewegen een last is van de aenpalende eigenaers of bebouwers tot het midden van den weg wederzijdsch. Dat de aenpalende eigendommen van ouds met den last van het onderhoud der wegen bezwaerd en aengekocht zijn, en de eigenaers ook het voordeel genieten van den uitplant ter straat".

Door de bevolking was daar overigens nooit eerder bezwaar tegen geweest, dit althans volgens de beleidsmannen !

07.08.1841: Verzoek van postwagenuitbater Frederic Van Acker om het in dienst nemen van de lijn Eeklo-Tielt tijdelijk uit te stellen "daer de aerdewegen omtrent Ursel door de langdurige regens geheel onbruikbaar geworden zijn".  Een verzoek dat gezien de lamentabele toestand van de weg zinvol leek en waaraan dan ook gevolg werd gegeven.  De zaak kwam evenwel in een ander daglicht te staan toen Frederic op 21 augustus nogmaals om uitstel verzocht en ditmaal voor zes maanden.  Nu werd het rekest van de hand gewezen en gesteld dat indien Van Acker zijn concessie niet kon naleven, die daardoor verviel.  Desgevallend kon hij later een, nieuwe aanvraag indienen.

18.08.1841: Volgens artikel 100 van de gemeentewet van 30 maart 1836 diende Eeklo een inventaris samen te stellen van het archief dat het in depot hield.  Nu van overheidswege vraag kwam naar het bewuste stuk moest Eeklo bekennen, door gebrek aan tijd, slechts "eenen inventaris die nog incompleet is" te kunnen aanbieden.  De wil om het goed te bewaren was gelukkig aanwezig.  Gemeentesecretaris Philippe Rodrigos was belast met het conserveren van het toen reeds goed gevulde archief.

21.08.1841: Ministerieel besluit van 31 juli l.l. waarbij aan Benoit Van Acker concessie werd verleend voor het inleggen van een postwagendienst tussen Eeklo en Maldegem.

18.09.1841: Dat bij "slechte tijden" de cultuurverenigingen het toen ook zwaar te verduren kregen ondervond onze "Maetschappij van Toonkunde" aan den lijve.  Sedert lang gold het als een verworven recht dat de maatschappij jaarlijks een stadssubsidie van 100 frank ontving.

Op 9 september vroeg de vereniging een extra toelage van 100 Fr. om de kosten te delgen bij deelname "aen den kampstrijd ter gelegenheid van de 11 verjaring der septemberdagen" te Brussel gehouden.

De raadsleden Temmerman en Van Hoorebeke waren pro, dokter Maroy toonde zich een verbeten tegenstander.  Volgens laatstgenoemde verdienden de financiële moeilijkheden van het armbestuur prioriteit, en met de beperkte stadsmiddelen was het een niet mogelijk zonder het ander te schaden.
Uiteindelijk kwam het tot een stemming of:
- de gewone betoelaging van 100 Fr. zou plaatsvinden.
- de gevraagde som van 200 Fr. zou toegestaan worden.

De overredingskracht van Maroy moet groot zijn geweest, gezien men niet eens door de eerste vraag kwam.  Voor het eerst sedert jaren zou de maatschappij het zonder toelage moeten stellen.

Ten noord-oosten van Eeklo, met projectie van de aan te leggen Provinciale weg
Wegenkaart van het gebied ten noord-oosten van Eeklo, met projectie van de aan te leggen Provinciale weg
tussen Eeklo en Wachtebeke.  Zowel het voorstel van Kaprijke als dit van Eeklo werd in kaart gebracht.
(SAE. M - ongeklasseerd)

25.09.1841: Op 22 september had het stadsbestuur nopens de eventuele aanleg van "een Provinciale steenweg van Eecloo naer Lembeke, over Bassevelde en Assenede naer Selzaete enz." een schrijven gericht aan alle aanbelangende gemeenten.

De eerste reaktie kwam van Bassevelde (dd. 25.09.1841) die vroeg dat Eeklo zich als pilootgemeente zou opstellen en een algemene vergadering beleggen.

De eerste kontaktvergadering vond plaats op 19 oktober te Assenede.  Assenede, Bassevelde, Eeklo, Kaprijke en Zelzate waren vertegenwoordigd.  Lembeke en Wachtebeke bleef afwezig.

Kaprijke stelde zich op als voorstander van een weg "van Eecloo langs Caprijck, het Fortjen, Bassevelde, de Wilde, Assenede wijk Triest en van Selzaete naer Wachtebeke".

Eeklo opteerde voor een weg over Lembeke, de Beekstraat, Bassevelde enz.  Op dat ogenblik had schepen Temmerman, de Eeklose afgevaardigde, zijn zienswijze niet kunnen doordrukken daar sommige dorpen, in het trajekt begrepen, niet geneigd waren de bestrating te aanvaarden.  (En daarmee bedoelde hij Lembeke in het bijzonder).

Het stadsbestuur besloot haar eigen projekt te blijven verdedigen, maar zou indien het de steun van de overige gemeenten moest missen, het voorstel van Kaprijke eveneens bijtreden.

We lopen de gebeurtenissen wel enigszins vooruit, maar Eeklo zou uiteindelijk zijn slag thuishalen.

20.10.1841: De procedure werd op gang gebracht om in de vervanging van armmeester Karel De Vlieger, wiens vijfjarig mandaat verstreken was,  te voorzien.

Kandidaten voorgedragen door het armbestuur:
  Seraphien Ryffranck, bierbrouwer
August Van Damme, bierbrouwer.
Kandidaten van stadswege:
  Jan Baptist Van Der Hulst, winkelier
Pieter Van Den Bossche, koopman in steen en kalk.

De op 23 oktober verkozen Van Der Hulst, vroeg midden december om beroepsredenen om ontslag.  Een wens waaraan geen gevolg gegeven werd.

Bij de benoeming van Van Der Hulst had de waarnemende armmeester Valentin De Stappens zijn nakend ontslag reeds aangekondigd daar hij zinnens was uit te wijken naar Wetteren.  Op 23 december werd Jan Baptist Neelemans benoemd in vervanging van de uitgeweken De Stappens.

06.11.1841: In vergadering werd officieel medegedeeld dat de langdurige afwezigheid van burgemeester Stroo, sedert 18 september l.l., was te wijten aan ziekte.

06.11.1841: Oud-burgemeester Joseph Dhuyvetter bracht in herinnering dat de stad tot 1829-30 beschikte over een bloeiende tekenacademie.  De vraag tot heropening was door de ingezetenen meermaals geuit.  Dhuyvetter wees erop dat deze gelegenheid zich nu voordeed in de persoon van landmeter Blanquaert die tevens gediplomeerd lesgever in de bouwkunde was.  Laatstgenoemde zou bereid zijn de plaats van leraar te aanvaarden.  Hiermee werden weer stappen ondernomen om de tekenacademie te Eeklo nieuw leven in te blazen.

13.12.1841: Had de stad met het stadhuis, het gebouw ten westen ervan en de gendarmerie reeds een deel van haar patrimonium tegen brand beveiligd, nu ook werd de kerktoren en het pastoreel huis als zijnde stadsbezit aan de verzekeringspolis toegevoegd.

31.12.1841: In het kader van de oprichting van een ziekenzaal met apotheek ten behoeve van de ondersteunden, op de gronden van het Gesticht van Weldadigheid in de huidige Kon. Albertstraat, vroeg het armbestuur toelating om het oude gebouw, gelegen op de noord-oostzijde van de Hospitaal- en Oostveldstraat en gekend als "Het Hospitaal" te mogen verkopen.  De beslissing hieromtrent zou uiteraard in 1842 worden genomen.

1841: De gebeurtenissen in en rond het "Stedelijk College" liepen als een rode draad door 1841 heen.  Ingevolge de veelvuldige items dienaangaande hebben we deze materie duidelijkshalve in een paragraaf samengebracht.

INFRASTRUKTUUR VAN HET COLLEGE

Op 12 mei 1841 nam raadslid Maroy de toestand van het College onder de loep.  In zijn betoog stelde hij dat de speelplaats nog steeds met puinhopen was bezaaid en een gedeeltelijk gesloopte muur niet alleen een ongunstige indruk naliet maar tevens het toezicht op de leerlingen bemoeilijkte.  Zijn eerste vraag om zo vlug mogelijk het vuil te weren en de school door middel van een muur met ingangspoort af te sluiten vond onmiddellijk gehoor !

Speelplaats van het College
Speelplaats van het College.

Een maand later, op 19 juni, lag het plan met bestek ten belope van 2155,20 Fr. reeds klaar.  Op 12 juli werden de werken voor 1998 Fr. toegewezen aan Jan Baptist Cornelis.  Op 22 september vond de overname door de stad plaats.

HET COLLEGE, VOOR DE STAD EEN GELD VERSLINDEND STATUSSYMBOOL

Naast de eerder grote bouwprojekten die de heroprichting van het College meebracht, waren er massa's "kleine" rekeningen die de stad uiteindelijk een bom geld kosten en waarvan slechts een beperkt aantal ingezetenen konden genieten.

Een greep uit de aangeboden rekeningen voor 1841 illustreert enerzijds de hoge kosten en geeft ons anderzijds een idee van de noden van de nieuw opgerichte school.

Rekening van:

Remundus De Vuysdere, huisschilder
  Verven van een deur
12 dagen werken met een knecht
19 kg plieverf
68 kg kruidwit
3.05 Fr.
17.60 Fr.
35.84 Fr.
7.09 Fr.
Jacobus Boute, smid
  voor maken ijzeren as voor de klok 21.48 Fr.
Henri Van Damme, glazenier
  plaatsen van 2 ruiten 2.56 Fr.
Joannes Heysse, metser
  werkloon aan Pieter Vigoureux, Frans De Keyser, Karel Buyck 16.73 Fr.
Joannes De Groote, slotmaker
  ijzerwerk aan deuren en sloten 5.25 Fr.
Emile Migot, schilder
  verven in olieverf van 9 lessenaars
vernissen van 2 tekenplanken
13.50 Fr.
2.25 Fr.
Felix Reychler, timmerman
  loon
maken van deur met "waeier"
2 nieuwe deuren
dobbele deur met bekleding
3 kolenbakken
3 lessenaars
3.08 Fr.
23.00 Fr.
40.00 Fr.
19.00 Fr.
6.00 Fr.
75.00 Fr.
Temmerman, schepen
  aankoop klok
aankoop 2 kachels
een belle
18.21 Fr.
30.94 Fr.
3.48 Fr.
Bernard Van Hoorebeke,
  aankoop van een metalen klok 79,00 Fr.
Jacobus De Nijs, tingieter
  leveren quinques, 101 loden inktpotten (0,5 Fr./stuk) 167,42 Fr.
Pieter Smitz, timmerman
  leveren 6 lessenaars, elk voor 5 personen 126,00 Fr.
Stroo, burgemeester
  leveren 450 schallies 220.50 Fr.
Joseph Meerschaert, metser
  voor herstellingswerken, maken van schouwpijp, dichten deurgaten,
witten gedeelte van de studiezaal

94,47 Fr.
B. Van De Putte, koperslager
  aankoop 3 gegoten kachels
3 zilveren kruisen
lood en zinkwerk
"gelevert een ijzeren spil en een koperen vaendel"
87,48 Fr.
12,00 Fr.
117,11 Fr.
6,36 Fr.
Seraphien Van Crombrugghe,
  voor huisvesting leraarkorps 210,42 Fr.
Wed. Vrombout, herbergierster in "Stadhuis"
  nagekomen rekening van de openingsplechtigheid van 30 september 1840 voor: aanzitten banket van lesgevers en 7 niet-betalende genodigden, voor wijn, dessert buiten overeenkomst, "taire" (= verteer) van muzikanten, gendarmen en veldwachters 137,58 Fr.

De ruim 1600 frank die integraal door de stadskas werd gedragen (en dan werden nog niet alle rekeningen ingebracht) voor "kleine" uitgaven vertegenwoordigden evenwel al snel een heus kapitaal, zeker als we ter vergelijking stellen dat een arbeider nog steeds arbeidde voor 1 à 1,50 frank per dag.

PROBLEMEN ROND DE BOUW VAN EEN NIEUWE AFDELING

Het is een menselijke zwakheid, dat het individu eerst aan zichzelf en pas daarna aan de medemens denkt.  Zo is het nu, zo zal het ook altijd zijn geweest !  In 1841 zorgden toevallige omstandigheden ervoor dat een dergelijk aanvaarde levenstrend een eerder wrange nasmaak naliet.

Het is duidelijk dat het College er gekomen is op aandringen van de betere klasse.  Een klasse die, als het nodig bleek, zich eensgezind kon opstellen en waarin de geschillen doorgaans in alle sereniteit afgehandeld werden.  Bij wijlen werd deze ongeschreven wet wel eens verbroken, oorzaak dat we heden ingelicht zijn van binnenkamerse handelingen om eigen belang het best te dienen !

Aan de basis lag de wens om een nieuwe vleugel op te trekken op grond die op 1 maart 1749 (een andere bron maakt gewag van 22 maart 1749) in cijns was genomen van Jan De Nijs, jaarlijks voor 24 gulden of 50,79 Fr., en waarvan oud-burgemeester, raadslid Joseph Dhuyvetter dan eigenaar was.

In de cijnspachtvoorwaarden werd gestipuleerd dat de 306 roeden land zouden dienen "om aldaer te maken een gebouwen aria voor het gebruik eener school om er onderwijs te geven in de latijnsche tael door de P.P.R.R. gevestigd in het covent te Eecloo, met het vermogen van aldaer gedurende den loop van den pacht te maken al ander werken en beplantingen en dat er vastgesteld en besproken is dat den voorzeiden De Nijs of zijne regthebbende zullen gehouden wezen op het einde van den pacht te aenveerden in staende weerde, de gebouwen en beplantingen die zich alsdan op het gezegde land zullen bevinden...".

Plan van eenen bouw...

Bouwplan
Gezien en goedgekeurd

Bouwplan

Bouwplan

Bouwplan
"Plan van eenen bouw te maken bij het nu bestaende Collegie in de stad Eeecloo".
Het plan, getekend door Felix Reychler werd door de gemeenteraad in zitting van 18 december 1841 goedgekeurd.  Op 5 februari 1842 zette de Provincie het licht op groen om met de bouwwerken van start te gaan.

(SAE. M - ongeklasseerd)

Het was voornamelijk over de laatste zinsnede dat het geschil ontstond.  Volgens Joseph Dhuyvetter kon de stad, nu de cijnspacht teneinde liep (1.03.1848), de overnamelast niet meer verzwaren met een nieuw gebouw !  Het politiek overwicht binnen het schepencollege was anti-Dhuyvetter, reden waarom terstond drie Gentse rechtsgeleerden, Van Belle, Baillu en Robin, onder de arm werden genomen.

Dokter Maroy, waarschijnlijk de man met de klaarste kijk op de zaken, vreesde voor een duur proces en zette alles in het werk om tot een dialoog te komen.

Dhuyvetter was geneigd de grond af te staan, maar dan op voorwaarde dat hij of de rechthebbenden, twee leerlingen mochten aanwijzen die op stadskosten onderricht zouden ontvangen.  Een eis waaraan de stad geen gevolg wou geven.

Eind 1841 kwam men uiteindelijk tot een vergelijk.
"De heer Dhuyvetter verklaert dat hij verlangde de bevordering der inrigting van het Collegie niet tegen te gaen, aeneemt den grond te cederen in vollen eigendom mits hem 100 francs s'jaers betaelde worde,...".
 
Op 13 december '41 vertrokken alle stukken naar Gent om de overdracht te regelen van de gronden kadastraal bekend onder sectie F nr. 633 en 634.
"... paelende ten noorden aen de zuidmoerstraet, ten oosten aen eene landdreef toebehoorende aen den heer Rappaert de Grass te Brugge, ten zuiden en ten westen aen het land van Dame Douairiere de Limnander te Gent, groot 306 roeden gentsche maat of 45 a 40 ca, volgens de kadastrale meting 42 a 60 ca".

Voor notaris Aernaut werd op 14 december 1841 de afstandsakte verleden.  Aan Dhuyvetter of zijn rechthebbenden zou (de stad) vanaf 1 maart 1848, "ten eeuwigen dage moeten betaeld worden voor den afstand van gemelden grond jaerlijksch ten titel van rente eene somme van honderd francs...".

EEN NIEUWE VLEUGEL WORDT GEPLAND

Nog voor de verkoop plaatsvond, en we schrijven dan 23 oktober 1841, was men reeds druk in de weer met de planning van de nieuwbouw.

Begin november werd het voorlopig plan aangenomen.  De kostenraming beliep 22.315,25 frank.  Daar er van de speciale bouwlening van 20.000 Fr. nog slechts 18.000 Fr. restte (1998 Fr. was besteed voor de bouw van de muur) werden pogingen ondernomen om de raming aan te passen aan het beschikbare geld.  Een herberekening bleek nog erger, de werken werden dan geraamd op 22.553,97 Fr.

Wegens het dringend karakter van het projekt liet de stad het plan in zijn laatste uitvoering toch maar goedkeuren.  Het ontbrekende geld zou worden geput uit de stadsmiddelen van 1842 en '43.

DE BUITENGEWONE LENING

Nadat een vorige poging was mislukt bekwam de stad bij K.B. van 19 juli opnieuw toelating om een lening van 20.000 frank uit te schrijven tegen een rente van 5%.  Een lening die integraal bestemd was voor de verdere uitbouw van het College.

Tweehonderd aandelen van 100 frank werden in omloop gebracht.  Mede door een goede stadswaarborg gingen de stukken behoorlijk van de hand.  (Chronologie 1841, O.M. jgr. 18 - 1985, nr. 3, blz. 191).

GRATIS ONDERWIJS

Zoals reeds eerder gezien, beschikte de stad over het recht om jaarlijks een leerling aan de school toe te voegen die gratis diende onderwezen te worden.

Voor 1841 werden drie verzoekschriften ingediend.
  Jan Lodewijk Van De Poele, z.v. Jan
Charles Lippens, z.v. Pieter
Lodewijk De Muynck, z.v. Karel
 

De raad besliste bij stemming dat Van De Poele tot het gratis volgen van de lessen werd toegelaten.
 

JAARWEDDEN

Van Stadswege ontving het lerarenkorps een jaarwedde.
  Superior Van Den Berghe 400 Fr.
Professor De Wit 400 Fr.
Professor Philipkin 400 Fr.
 

In vergelijk met andere stadsbedienden was deze bezoldiging eerder aan de lage kant.  De stadssecretaris ontving 1058,20 Fr., de ontvanger 1004,32 Fr., een stadsklerk 600 Fr., een politieagent 420 Fr. en een nachtwachter 253,96 Fr. Daartegenover stond wel dat de leraars geestelijken en dus alleenstaanden waren, gratis huisvesting en waarschijnlijk voeding genoten.
 

1841: Naast de werkingsgelden aan het Weldadigheidsbureel stond de stad rechtstreeks in voor bepaalde specifieke behoeftigenproblemen.  Een ervan was het onderhoud van BEHOEFTIGE KRANKZINNIGEN, dit zowel voor deze die in de stad verbleven als voor die in vreemde instellingen.

Over 1841 werd 991,10 Fr. besteed voor onderhoud van behoeftige krankzinnigen, voor de stad; een zeker niet te verwaarlozen post in het budget.

De uitbetaalde onderhoudsgelden waren onderling sterk verschillend en in grote mate afhankelijk van de arbeidsgeschiktheid van de uitbesteden.

Joanna De Backer was de enige die in 1841 opgenomen was in een tehuis.  De stad betaalde 248,70 Fr. aan het krankzinnigengesticht te Gent voor haar verblijf gedurende 1841.
 

Heel wat goedkoper was het uitbesteden binnen Eeklose gezinnen.  Bij nazicht blijkt dat het alleen arbeidersgezinnen waren die een krankzinnige opnamen.  Op deze wijze hoopten ze hun schamel inkomerr wat aan te vullen.  Het ligt dan ook voor de hand dat werd getracht met een minimum aan voeding, kledij en verzorging de zieke in leven te houden.

Aandeel van 100 frank in de lening van 20.000 frank
Een aandeel van 100 frank in de lening van 20.000 frank
"uitsluitenlijk bestemd voor de bijbouwing aen het Collegie".
(SAE. M - Bewijsstukken bij de rekeningen 1841)
 
IN EEKLOSE GEZINNEN OPGENOMEN KRANKZINNIGEN GEDURENDE 1841.
Krankzinnige Uitbesteed bij: Vergoeding
Pieter Van Deynse Bruno De Letter, arbeider 70,00 Fr.
Bernard Poppe wed. Pastinus Coppens, moeder 78,04 Fr.
Joanna Th. Neelemans
 
Eugeen Neelemans, kleermaker
Joannes De Rycke, zwager
97,92 Fr.
32,64 Fr.
Joannes Van Hecke Dominic Van Acker, werkman 116,32 Fr.
Livin Pauwels Karel Fordeyn, werkman 163,28 Fr.
Serafin Mortier Charles Buyck, werkman 76,20 Fr.
Rosalie Delmot Jan Baptist Standaert, 72,00 Fr.

Een andere steunverlening die rechtstreeks uit de stadskas werd geput was de ONDERSTAND AEN BEHOEFTIGE REIJZIGERS.  Een zeer oud gebruik dat de stadsgemeenschap toch ook 78,90 frank kostte.

Deze bijstand bestond erin aan vreemde reizigers, voorzien van een geldig reispas, naar rata van 3 centiemen de kilometer een reisgeld te betalen tot hun volgende pleisterplaats.  Zo betaalde Eeklo voor een reisroute over Brugge 75 ct, over Gent 60 ct, over Maldegem naar Nederland 30 ct, over Zelzate 60 ct en over Ruiselede 60 ct.

In de tijdsfrequentie waarop de behoeftige reizigers zich aanboden was geen vaste trend waarneembaar.

In januari

: 7

In juli

: 13

februari : 3 augustus :  5
  maart : 10     september :  - 
  april : 17     oktober :  8
  mei :  8     november : 14
  juni : 12     december :  7

De reispassen vermelden: naam, beroep, reden van de reis, plaats en datum van uitreiking en eindbestemming.

De meeste behoeftigen die zich op pad begaven waren werklieden (45), ambachtslui op zoek naar werk, ex-militairen op terugweg naar hun gezin, een handvol matrozen en een rondreizend muziekgezelschap.

Als oorzaak van verplaatsing vermeldden de 104 reizigers die Eeklo aandeden:

terug naar hun geboorteplaats of haardstede 30
op weg naar het bedelaarswerkhuis 17
"gaende naer...", "komende van..." 24
om te gaan werken 7
om werk te zoeken 25
voor familiezaken 1

 

Klik op de foto voor een grotere versie ervan.  
Betalingslijst der presentiegelden
Facsimile van de betalingslijst der presentiegelden over het 2de halfjaar van de gemeenteraadszittingen. 
Hoewel het analfabetisme zeer groot was, blijkt dit voor geen der raadsleden van toepassing.
(SAE. M - Bewijsstukken bij de rekeningen 1841)
 

1841: In de loop van het jaar hadden een zestigtal kinderen op stadskosten bij diverse onderwijzers les mogen volgen.
De stad betaalde een lesgeld van 3 frank per maand voor elk kind.
Kregen een kans om uit de gelederen van analfabeten te komen:
Bij meester De Knibber: Edouard Vervynckt, Jean De Keyser, Emmanuel Verstraete, Francies Braet, Frans Antone De Mildt, Pieter Van Acker, Seraphien Noteboom, Francies Van De Bruane, Pieter Simoens, Jan Van Acker, Seraphien Verheirbrugge, Bemard Jacob Basslé, Jean Bassier, Seraphien De Keere, Louis De Jager en Charles Victor Clement.

Bij meester Verbiest: Louis Delcour, Jean Delmot, August Cassier, Vincent Van Hecke, P. Van de Woestyne, August Van der Hagen, Jean De Sutter, Francois Martens, P. Staelens, P. Demuer, August De Pauw, P. Dhuyvetter, Charles Verschelde, Vincent Debourdere, Isidoor Van Hootegem, Francies Lehoucq, Jean Van De Gejuchte, Jean De Ruyter, Jean Buyck, Leopold Jolie, Ferdinand Van Daele, J. De Pape, August Gillis en Ignace Schelstraete.

Bij meester Ferdinand Bert: Desiré Spittael, Dominicus Lampaert, Seraphien Heirbrand, Louis Van De Genachte, Charles Louis Meirschaert, Desiré Van Belle, Petrus Spittael, Felix Spittael, Leopold Van Acker, August Poppe, August Beyn en Jean Genot.

Bij meester Pieter De Haeck: Hypolite Verstraete, Bernard Voet, Petrus Lammens, Pieter Braet.
De overige 13 leerlingen van Pieter De Haeck waren allen afkomstig uit de klas van meester De Knibber.

Ca 15 meter brede woning van voerman Antone Dhondt

Werkmanshuizekens
Op 8 januari 1841 vroeg "werkman" (?) Petrus De Pauw toelating om twee "werkmanshuizekens" te bouwen in de Kaaistraat.  De gevelbreedte van vier meter stond in schril kontrast met de circa 15 meter brede woning die voerman Antone Dhondt op 4 mei 1841 in de Molenstraat wou versieren.
(SAE. M - briefwisseling 1841)

1841: Een steeds terugkomende rubriek in onze Chronologie zijn de nieuw opgerichte herbergen gedurende het werkjaar.

Op 6 maart vroeg Benedictus Van Acker, voerman-herbergier, om de voormalige herberg De Vier Emmers, gelegen in de Molenstraat, op 1 mei te heropenen onder de naam van De Oude Vier Emmers.
 
Bemard Dhondt, voennan-herbergier, vroeg op 13 maart om een herberg te openen "in het huis staende op de merkt alhier op den hoek van het Paterstraetje, behoorende aen de kinderen Fennont" onder de naam Het Wapen van Zeeland.
 
Op 12 mei vroeg wever Jan Baptist Claeys toelating om in de Kerkstraat een herberg te openen onder de toepasselijke naam De Schietspoel.
 
In de Lijnendraaierstraat zou Antone Dhuyvetter op 9 oktober achter de tapkast willen gaan staan en "uyt hangen voor herbergteeken Den Turk".
 
Op de jaarwisseling wou schaapherder Karel Hautekeete in de Peperstraat een herberg openen.  Met de inkomsten van de herberg In den Herder zou hij pogen aldus zijn schaapjes op het droge te brengen !
 

1841: Samenstelling van het Stadsbestuur, aanwezigheid op de respectieve zittingen, jaarwedden en zitpenningen.

Naam aanwezigheid jaarwedde presentiegeld
S. R.

Schepencollege
       
Karel Stroo, burgemeester 67 13 740,74 Fr. 48,89 Fr.
Charles Temmerman 76 16 370,37 Fr. 55,42 Fr.
Ange Aemaut 80 15 370,37 Fr. 46,48 Fr.

Gemeenteraad
       
Joseph Dhuyvetter - 15 - 53,81 Fr.
Bruno Martens - 13 - 47,09 Fr.
Engelbert Dauwe - 12 - 42,41 Fr.
Jan Baptist Bovyn - 16 - 57,88 Fr.
Bernard Van Hoorbeke - 12 - 44,02 Fr.
Pieter Huysman - 14 - 46,48 Fr.
Francies De Meulemeester - 11 - 42,41 Fr.
Romain Maroy - 12 - 43,21 Fr.

Secretaris
       
Philippe Rodrigos 85 17 1058,20 Fr. -

S.: aantal aanwezige zittingen Schepencollege.
R.: aantal aanwezige zittingen Gemeenteraad.

Vervolgt
Eric de Smet

Separator

Chronologie van Eeklose gebeurtenissen
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16

Naar de top van deze blz.

Inhoudstafels
1968 - 1969 - 1970 - 1971 - 1972 - 1973 - 1974 - 1975 - 1976 - 1977
1978 - 1979 - 1980 - 1981 - 1982 - 1983 - 1984 - 1985 - 1986

Welkomblz van tijdschrift "Ons Meetjesland"
Doorzoek «Ons Meetjesland»!

MijnPlatteland homepage
MijnPlatteLand.com

Meest recente bijwerking :  21-04-2021
Copyright Notice (c) 2024