Uit tijdschrift "Ons Meetjesland", 1982, 15de jaargang, nr. 3

KONINKLIJKE KATHOLIEKE HARMONIE
AMICITIA

1881 -1981
EEN KRONIEK VAN 100 JAAR VRIENDSCHAP

Verantwoording

De amateuristische blaasmuziek was en is zonder twijfel een van de belangrijkste vormen - vroeger vaak de enige vorm - van vrijetijdsbesteding, die kan bogen op een waardevolle erfenis en rijke traditie.  Ze vormde één van de weinige ontspanningsmogelijkheden in verenigingsverband die door de overheid en de notabelen aangemoedigd en geapprecieerd werden.
Bovendien bevat een overzicht van een eeuw harmonie Amicitia een stuk Eeklose geschiedenis, dat moet vastgelegd worden voor de toekomst.
Het lag niet in onze bedoeling een historische studie te schrijven, daarvoor was de tijd te beperkt en bleven te veel bronnen onvindbaar of ontoegankelijk.  Voor Eeklo werd nog geen ernstige proeve van bronnenstudie ondernomen en de geschiedenis van Eeklo na de Franse revolutie moet - enkele lofwaardige pogingen daargelaten - nog geschreven worden.
We hebben geprobeerd op een leesbare manier de belangrijkste momenten van die 100 jaar vast te leggen.  Aanhalingen zijn dan ook bedoeld als illustratie, als een tijdsdocument eerder dan als bronnenmateriaal (1).
Gezien de omvang en de korte tijdspanne hebben wij het werk verdeeld: Luc Jocqué beschreef de harmonie tot 1914 en Paul Van De Woestyne behandelde de periode 1918-1981.
We danken de mensen die ons foto- en archiefmateriaal ter beschikking gesteld hebben en ons door hun getuigenis geholpen hebben.  Onze dank gaat vooral naar "Ons Meetjesland" die deze publicatie mogelijk maakte.
Ons werk wil een bijdrage zijn tot de appreciatie van de blaasmuziek en een aanmoediging voor de amateurs in liefhebberskorpsen.  Met erkentelijkheid denken we aan twee mannen die ons zijn voorgegaan en ons de weg hebben getoond: Pius Ryffranck voor de eerste vijftig jaar en Hubert De Baets voor de laatste halve eeuw, waarvan de geschiedenis vooral geschreven is voor diegenen die ze hebben meegemaakt.

Paul Van De Woestyne
Luc Jocqué

(1) Een bibliografie en lijst van gebruikte afkortingen vindt men aan het einde van dit werk.
 

I. DE EERSTE GENERATIE ( 1881-1929) ROND PIUS RYFFRANCK

1. Amicitia in het teken van de Schoolstrijd ( 1881-1897)

a) POLITIEKE SPANNINGEN OP NATIONAAL EN GEMEENTELIJK VLAK

Sinds 18 juni 1878 was het homogeen liberaal kabinet Frère-Orban-Van Humbeeck aan de macht.  Voor het eerst had België een apart onderwijsministerie geïnstalleerd.  Het werd geleid door de vrijzinnige radicale liberaal Pieter Van Humbeeck.  Op 1 juli 1879 kon hij, na een anderhalve maand woelige kamerdebatten, de oude wet Nothomb inzake het lager onderwijs (30 augustus 1842) wijzigen in anticlericale zin.  De krachtlijnen van zijn beleid waren het streven naar ver doorgedreven centralisering van het lager onderwijs ten nadele van de gemeentelijke autonomie.  Elke gemeente moest voortaan ten minste één officiële school tellen en subsidiëring van vrije scholen werd geweigerd.  Verder beoogde hij leerkrachten en onderwijs aan het beheer van de geestelijkheid te onttrekken.  Alleen onderwijzers met een diploma behaald aan een officiële normaalschool mochten voor de klas staan en godsdienstonderwijs mocht alleen gegeven worden buiten de klasuren (1).
Reaktie van katholieke zijde tegen deze "ongelukswet" (volgens de katholiek J. Malou) bleef niet lang uit.  De Belgische bisschoppen geboden elke pastoor een vrije lagere school op te richten in zijn gemeente.  Dat dit vaak in allerijl en geïmproviseerd gebeurde, getuigt de oprichting van het vrije schooltje in Balegem, waarvan men zei: "Zonder vensters maar niet zonder God".  De nodige financiële middelen bekwamen de katholieken dank zij private geldinzamelingen door de Katholieke Schoolpenning.  Deze privé-instelling die reeds in oktober 1876 was gesticht te Gent door Alphonse Siffer, vorderde gelden ter ondersteuning van het katholieke onderwijs.
Toen in september 1879 te Dendermonde de eerste algemene vergadering werd gehouden, telde de Schoolpenning reeds 300 afdelingen en 10.000 leden (2).  De liberale regering antwoordde prompt met de verbreking van de diplomatieke betrekkingen met de Heilige Stoel.
De politieke spanningen op nationaal vlak lieten ook de bevolking van Eeklo niet onbetuigd: sinds 1872 hadden de katholieken de meerderheid in de gemeenteraad.  Bij het uitbreken van de schoolstrijd in 1879 was het schepencollege samengesteld uit burgemeester Désiré Steyaert en schepenen Aloïs Roegiers en Philip-Alfons De Wachter.  Zij weigerden aanvankelijk de oprichting van een officiële stedelijke meisjesschool, maar zwichtten uiteindelijk voor een regeringscommissaris.
Een afdeling van de Katholieke Schoolpenning werd te Eeklo opgericht op 26 augustus 1879.  Het eerste bestuur bestond uit voorzitter V. Roegiers, erevoorzitter E.H. Van Mol, secretaris P. Ryffranck en penningmeester P. Thienpondt.  Zij konden bewerken dat op 22 september 1879 te Eeklo de eerste vrije jongensschool in de Prinsenhofstraat werd opgericht.  Ze zal op 8 december 1886 verhuizen naar een nieuw gebouw in de Zuidmoerstraat (de oude Broedersschool).  Dat ze onmiddellijk 432 leerlingen telde, illustreert de uitgesproken katholieke gezindheid van de Eeklose bevolking (3).

De Eeklose afdeling van de Katholieke Schoolpenning
De Eeklose afdeling van de Katholieke Schoolpenning met het vaandel dat in juli 1881 tot een scheuring in de Koninklijke Harmonie St.-Cecilia en tot de oprichting van de Katholieke Fanfare leidde.
De Baets - G. Van De Maele - Ph. Van Hoorebeke - M. Baels - S. Bekaert - P. Thienpondt - V. Roegiers - E.H. Van Mol - P. Ryffranck - A. Van Zandycke.

Op 6 juni 1881 gaf de Eeklose afdeling van de Katholieke Schoolpenning een groot liefdadigheidsconcert in de zaal van de kantschool van de Zusters van Liefde in de Zuidmoerstraat ten voordele van de katholieke instellingen van de stad.  Onder meer de eigen koorafdeling van de Katholieke Schoolpenning trad er op met aan de piano secretaris Pius Ryffranck.
Zij hadden beslist hun vaandel in te wijden op 24 juli 1881, en zoals het in Vlaanderen de gewoonte was, werden alle plaatselijke en regionale verenigingen en ambachten uitgenodigd om deel te nemen aan de inwijdingsplechtigheid, die tegelijkertijd een katholiek betogingsfeest moest worden.  Verscheidene katholieke muziekkorpsen uit Vlaanderen zouden de stoet mee helpen opluisteren.  Aldus werd op 17 juni aan de Koninklijke Harmoniemaatschappij Sint-Cecilia een vrijblijvende uitnodiging tot deelname gestuurd (4).
Uit hun schrijven kunnen wij afleiden dat de organisatoren St.-Cecilia als stadharmonie uitnodigden in de hoop of zelfs in de overtuiging dat zij de politieke mening zouden volgen van hun rechtstreekse overste, met name het katholieke stadsbestuur (5).
Het liberale weekblad De Meetjeslander schrijft immers dat St.Cecilia aardig op weg was om het muzieksken te worden van de katholieke schoolpenning (sic).  Sinds 1878 is St.-Cecilia een zuiver klerikale sociëteit; ze willen de liberalen uit het bestuur).  Het weekblad stelt de vraag: "Kunnen liberalen nog in de sociëteit blijven ?" (6).  Het is eveneens belangrijk te weten dat Gustaaf Bastien, dirigent van de harmonie, sinds 1880 het koor van de Katholieke Schoolpenning leidde.
St.-Cecilia antwoordde echter dat zij gezien haar statuten niet kon deelnemen aan de inwijding en dat de werkende leden en het bestuur in algemeene vergadering van gisteren het eens zijn geworden om uw voorstel niet in stemmen te leggen.  Het is dus niet onmogelijk dat in bestuurskringen een sterke liberale stroming bestond, terwijl de meerderheid van de spelende leden eerder katholiek gezind was.  Of was het de persoon van secretaris Maurits Minne die de bestuursleden wist te beïnvloeden ?  Hij was immers hoofdonderwijzer van de gemeenteschool en van hem kon moeilijk verwacht worden dat hij met de concurrentie mee zou opstappen.
Toch ging de inwijding van het vaandel van de Katholieke Schoolpenning op 24 juli 1881 door zoals gepland.  36 verenigingen namen eraan deel, waaronder slechts 2 Eeklose (de Katholieke Schoolpenning en de Katholieke Kring) en 7 fanfares waaronder Tijd en Vlijt van Waarschoot (7).  De optocht 's middags ging langs de Stationsstraat, Markt, Brugsestraat (nu Koning Albertstraat), Boelare, Teirlinckstraat, Kerkstraat en Markt.  's Morgens had deken Foubert het vaandel gezegend.

b) DE STICHTING VAN DE FANFAREN VAN DEN
SCHOOLPENNING OF KATHOLIEKE FANFAREN (8)

De scheuring
Omwille van de weigering van St.-Cecilia en op aandringen van eenige katholieke burgers der stad, aldus Schoolpenning-voorzitter V. Roegiers, besloot het bestuur van de Katholieke Schoolpenning op 11 augustus een algemene vergadering te beleggen, waarop uitgenodigd werden al deze welke wij vermeenden van plan te zijn deel der nieuwe fanfare maatschappij te maken.

  Eecloo, 13 augusti (1881)

Donderdag-avond heeft alhier eene vergadering plaats gehad van katholieke muziekliefhebbers.  Daarop werd besloten, eene katholieke maatschappij van fanfaren muziek op te richten.  Onmiddellijk werd een voorloopig reglement opgemaakt en door 27 deelnemers als werkende leden geteekend.  Ieder lid mocht een speeltuig kiezen.  Het huis Mahillon, van Brussel, is bereids met de levering gelast.
  GvE 15 (1881), 772 (14 aug.)

Katholieke muzikanten konden dus blijkbaar nog moeilijk vrede nemen met de al dan niet geveinsde neutraliteit van hun collega's en vooral bestuursleden.  Het kan moeilijk anders dan dat de 27 genoemde muzikanten leden waren van St.-Cecilia en van de Vereenigde Vrienden (9).  Toch waren de politieke gemoederen niet danig opgehitst, want St.-Cecilia luisterde zoals gewoonlijk de kermisfeesten van einde augustus te Eeklo op, en met succes - aldus de recensent van de Gazette van Eecloo - namen zij deel aan de fakkeltocht van donderdag 1 september, het slot van de kermisweek.  Hoewel een ruime kern van St.-Cecilia met andere katholieken op 13 augustus de koppen bij elkaar hadden gestoken, toch verkozen zij nog muziek boven politiek en lieten hun vrienden van St.-Cecilia niet in de steek tijdens de kermisweek.
De ware aanstokers van de scheuring zijn ons uit de bronnen onbekend.  Eén feit staat vast, zo schrijft de liberale krant De Meetjeslander, de harmonie moet eraan omdat ze niet katholiek genoeg is, en de langste der onderpastoors (waarschijnlijk E.H. Van Mol, erevoorzitter van de Schoolpenning) loopt bij de boeren te schooien om een katholiek muziek te stichten (10).
Op 3 september ging de werking van de pas gestichte katholieke fanfare definitief van start.  Diezelfde avond ontvingen de leden hun instrumenten.  Tijdens de algemene vergadering van 11 augustus had de heer Simon, vertegenwoordiger van het huis Ch. Mahillon (11)(11) te Brussel, uitleg verschaft over de aankoop van nieuwe instrumenten.  Iedere muzikant mocht een instrument kiezen.
Over de financiering ervan schreef secretaris Pius Ryffranck in zijn gepubliceerde feestrede ter gelegenheid van 50 jaar Amicitia: "Bij Mahillon, te Brussel, werden op goed kome t'uit, een 20-tal blaasinstrumenten aangekocht voor de som van nagenoeg 1800 frank.  Voor deze som teekenden de bestuursleden van den katholieken Schoolpenning - die toen ter tijd al te samen geen kluit bezaten - solidair borg; het eerste voorschot werd door de familie Roegiers gedaan.  Eene omhaling bij de katholieke burgerij der stad bracht nagenoeg een duizendtal frank op; het ontbrekende, zoowat 800 fr., werd door M. Bernard Sandijck, de eerste groote weldoener der maatschappij, voorgeschoten, mits intrest van 4%.  Onnodig te verklaren dit hij nooit noch intrest noch kapitaal terugzag" (12).  V. Roegiers is echter heel wat precieser in zijn relaas.  Hij schrijft dat de 20 nieuwe instrumenten 2434,55 fr. kosten.  De bombardon voldeed niet, en er werd een nieuwe aangeschaft voor 176 fr.  De mildste schenkers waren: Bernard Sandijck, 200 fr.; E.H. Deken Foubert, 100 fr.; EE.HH. Onderpastoors Van Mol, Blaton en De Meyere, 150 fr.; burgemeester A. De Wachter, 50 fr.; H. Reynekinck, 50 fr.; H. Van Hoorebeke, 100 fr.; A. Euerard, A. Goethals, R. Vermast, Van Brabandt, H. Steyaert, 150 fr.
Later zou erevoorzitter B. Sandijck ook 24 instrumenten en 15 lessenaars van de ontbonden fanfare van Zedelgem opkopen aan baron De Vriese voor de som van 1200 fr.  De nieuwe fanfare hield haar eerste repetitie op 9 september in het lokaal van de Katholieke Kring op de hoek van de Boelare en de Molenstraat.
Aangezien geen ledenlijst van de muzikanten-stichters werd bewaard, kan zij slechts indirect en wellicht onvolledig worden gereconstrueerd.  Dit kan gedaan worden aan de hand van 4 partiële lijsten:

Lijst 1:  22 ondertekenaars van het voorlopig reglement, goedgekeurd tijdens de algemene vergadering van 13 augustus.  Hieraan moeten de leden van het voltallige bestuur van de Schoolpenning worden toegevoegd, die niet als dusdanige muzikanten-stichters worden beschouwd, maar toch mee ondertekenden (13).  Deze lijst komt uit het oudste verslagboek van de hand van Victor Roegiers, en is onvolledig omdat wellicht niet alle sympathisanten op de vergadering aanwezig waren.  Leden nrs. 13 en 24 leveren hiervoor het bewijs: zij worden vermeld op 3 september met hun instrument, maar behoren niet tot de ondertekenaars.
Lijst 2:  15 muzikanten-stichters volgens P. Ryffranck in zijn feestrede van 1931.  Aangezien ze van 50 jaar na de feiten stamt, is ze wellicht voor een stuk onbetrouwbaar.  Leden nrs. 2 en 17 worden alleen door P. Ryffranck tot de stichters gerekend.  Verondersteld kan worden dat zij kort na de stichting lid zijn geworden (14).
Lijst 3:  16 ontslagnemende leden van St.-Cecilia volgens het Archief van de Koninklijke Harmonie St.-Georges en St.-Cecilia Eeklo, Notulen 1848-1890, f. 129r (15).  Ontslag nemen betekent echter niet per se lid worden van de nieuwe fanfare.  Muzikant nr. 27 nam ontslag, maar sloot zich niet aan bij de nieuwe fanfare.
Lijst 4:  15 ontslagnemende leden volgens de liberale krant De Meetjeslander.  Muzikanten nrs. 30 en 31 konden niet worden geïdentificeerd (J.B. = lid nr. 2 Jules Bastien ?).

Het eerste bestuur

Hyppoliet Reynekinck-Stocké   voorzitter    (Piusbond)
Bernard Sandijck erevoorzitter (Schoolpenning)
Edouard V.D. Vijvere (20) ondervoorzitter (Schoolpenning)
Pius Ryffranck secretaris (Schoolpenning)
Victor Roegiers penningmeester (Katholieke Kring)
Pieter Thienpondt lid (Katholieke Kring)
Edmond Steyaert lid (spelende leden)
Alphons Baudts lid (spelende leden)
Seraphin Lehoucq boetmeester (spelende leden)
Gustaaf Ryffranck lid  
Emiel Meganck dirigent
Aloïs Van Zandycke (21) onderdirigent

  MUZIKANTEN (16) INSTRUMENT
      Lijst 1 Lijst 2 Lijst 3 Lijst 4
1.  Seraphin Baele          
2.  Jules Bastien     x    
3.  Seraphin Bekaert trombone x x    
4.  Seraphin Bontinck alto x      
5.  Emiel De Baets bombardon x x x  
6.  Florimond De Cock tenorsaxofoon x   x x
7.  Eduard De Keyser bariton x x    
8.  Jules De Keyser 1ste bugel x x x x
9.  Michel De Keyser altsaxofoon x x x x
10.  August De Raedt bugel x   x x
11.  Honoré Derijcke bugel x   x  
12.  Augustin De Vos bariton x      
13.  Camiel De Vos trommel (x)      
14.  Theophiel Drieghe bugel solo x x x x
15.  Charles Gallet bugel x x    
16.  Ferdinand Lampaert bugel x      
17.  Octaaf Lehoucq bugel (30-9) x    
18.  Seraphin Lehoucq trombone x x x x
19.  Prosper Lippens tuba x x x x
20.  Louis Maenhout (17) grote trom x x x x
21.  Vincent Reychler trombone x      
22.  Gustaaf Ryffranck (18) sopraansaxofoon   x   x x
23.  Aloïs Sandijck   x      
24.  Aloïs Van Zandycke cornet (x)      
25.  Edm. Van Zandycke (19)   cornet (24-12) x x x
26.  August Verstraete tuba x x x x
27.  Bernard Verstraete trombone (5-11)   x x
28.  A. Van Wassenhove   x      
29.  F. Van Wassenhove alto x      
30.  J.B.          
31.  H.B.         x
32.            x

Het voorlopig bestuur, gekozen op de algemene vergadering van 11 augustus, bestond uit het voltallige bestuur van de Schoolpenning aangevuld met Bernard Sandijck en Hyppoliet Reynekinck-Stocké.  Op 7 oktober werd het eerste reglement goedgekeurd, dat nauwkeurig de samenstelling van het bestuur bepaalt.  Telkens moeten er afgevaardigden zijn van de Schoolpenning, de Katholieke Kring en de Piusbond, alsook van de spelende leden.

Emiel Meganck  Emiel Meganck (°1837).  Amicitia's eerste
dirigent kwam in 1879 naar Eeklo als
hoofdonderwijzer van de vrije jongensschool
en zag zijn ambitie in 1887 bekroond met een
kantonnaal inspecteurschap in Oudenaarde.


 

Emiel MEGANCK

 

De eerste bestuursleden waren uiteraard aanhangers van de katholieke strekking.  Voorzitter H. Reynekinck was sinds 1878 lid van de Kerkraad en zal gedurende een korte periode gemeenteraadslid worden (1887-1890).  Vanaf 1891 was ook secretaris P. Ryffranck aktief als gemeenteraadslid tijdens verscheidene legislaturen.  Hij zal tevens de taak van stadsontvanger op zich nemen.  Dirigent E. Meganck had een boekhandel te Eeklo en was hoofd van de vrije katholieke jongensschool.  Zijn muzikale sporen had hij reeds vroeger verdiend als dirigent van de befaamde fanfare de Diederiks van Assenede in de gelijknamige gemeente, waar hij tevens hoofdonderwijzer van de gemeenteschool was.

De eerste aktiviteiten

Op 25 oktober 1881 werd een nieuwe gemeenteraad gekozen.  Het werd een overwinning voor de katholieken, een uitstekende gelegenheid voor de pas gestichte Katholieke Fanfare om voor het eerst naar buiten te treden.  Op 30 oktober bracht zij een serenade in de Katholieke Kring aan de gemeenteraadsleden Aimé Euerard, August Goethals, René Vermast, P. Piessens, C. Van Brabandt, E. Dauwe en H. Steyaert.  Nog dezelfde dag bracht zij een serenade aan E.Z. Mauritia ter gelegenheid van haar vijftigste verjaardag als overste van het klooster van de Zusters van Liefde.  Een week later trok men naar Balgerhoeke om er gemeenteraadslid P. Piessens in de bloemetjes te zetten.

Op maandag 21 november werd het echter menens.  De Katholieke Fanfare vierde dan immers haar eerste St.-Ceciliafeest, en zij had tot taak op waardige wijze de St.-Ceciliamis in de hoofdkerk op te luisteren.  Tijdens de serenades van de voorbije zondagen kon zij marsen en pas-redoublé's spelen, maar nu hadden de muzikanten concertstukken op de lessenaar.  Als wij de kroniekschrijver van St.-Cecilia mogen geloven, schijnt dat debuut niet te zijn meegevallen: En zie, (was het een vingerwijzing Gods ?) tijdens de eerste ouverture begon de tuba-solo "te broddelen" en stak de Harmonie (sic) er "tot over de kop in".  Het werd zo erg dat de directeur op zijn lessenaar klopte en "opnieuw !" riep. (...) De hilariteit was bij de andere St.-Cecilialeden begrijpelijk algemeen en in de herberg verkreeg de kwinkslag "Opnieuw !  zei Meganck" alle bijval (22).

Dat er één en ander is misgelopen, is zo goed als zeker, want de verantwoordelijken van de Katholieke Fanfare laten niet na te reageren in het katholieke weekblad De Vaderlander:

  Maandag laatstleden vierden onze Katholieke Fanfaren voor de eerste maal het St.-Ceciliafeest. (...)  's Morgens om 9 uren werd de solemneele mis in de parochiale kerk gezongen door de koorafdeling van den Katholieken Kring, waarna men "Caprisioso" van Christophe uitvoerde, eene niet gemakkelijke fantasij vol bonte kleuren en afwisselende harmonieën.  Prachtig mag de uitvoering heeten, en zonder een licht accroc in het orgelpunt vanwege den tuba solo, een nieuweling, ware zij volmaakt geweest.  Dit nietig feit was genoeg om den spotlach te verwekken van eenige feniksen, die de verwaandheid hebben zich als leeraars aan te stellen, en die schokschouderend de kerk uittrokken, alsof zij wilden zeggen: 't zijn mij de jannen. (...) Vooraleer kritieken te maken moet men zoo niet beter, dan toch ten minste zoo bekwaam in het vak zijn als deze welke men onder de roede zijner kritiek neemt; zijt gij iemand die in de kunst grijs geworden is en hebt gij eenen débutant te beoordelen, gij moet toegevend weten te zijn, anders zijt gij een nijdigaard. (...)  Eene pint bier of een borrel genever oordeelt men naar de smaak, om een muzikaal gewrocht te waarderen, moet men niet alleen eenige noten op eenen tuba of eenen baryton kunnen blazen, men moet muziekant wezen.  Muziekant is niemand dergenen die meenden te lachen met onze nieuwe fanfarenmaatschappij. (...) De Katholieke Fanfaren zullen machtig worden, men heeft er allerwege het voorgevoelen van; daarom zijn zij nijdig, die hare geboorte niet kunnen beletten hebben, maar tot hun spijt zal zij groeien, bloeien, takken schieten, gansch Eecloo met haar weldoenend lommer overdekken; want er is geen beter prikkel om den iever te doen stijgeren dan de laffe nijd.
 

De Vaderlander, 27 nov. 1881

Om 14 uur volgde het banket, waarop meer dan 60 personen aanwezig waren en de ongelukjes van die ochtend had men blijkbaar reeds vergeten.  Bestond er veel opgewektheid, dat sloeg weldra over tot geestdrift.  Krachtig werd er getosteerd, en iedere dronk, op den bemoedigden bijval van de Katholieke Fanfaren en op haar schitterende toekomst zinspelend, bracht de vergadering al meer en meer in vuur (23).  Nooit hebben wij meer eendracht, meer vriendschap, meer vlaamsche vreugde gezien dan op dien blijden dag.  Het was een echt broederfeest, gelijk onze voorouders er hielden, zonder geveinsdheid (24).

Concert van 27 november 1881

Een week later, op zondag 27 november, was het aan de Katholieke Fanfare om te bewijzen dat de leden van St.-Cecilia hen ten onrechte hadden beschimpt.  Om 7 uur zou zij immers haar Ceciliaconcert geven in de Katholieke Kring.  12 nummers stonden op het programma.  Met een instrumentaal stuk zou de fanfare het eerste en het tweede deel openen en afsluiten.  Voor de overige nummers werd beroep gedaan op de bugel-speler, Vieillard uit Assenede, op zanger De Vreese uit Gent; op cabaretier Vermeylen uit Brussel en op secretaris P. Ryffranck als pianist.
De kritieken waren genuanceerd gunstig: De Fanfaren spelen met veel, juistheid, maar met te weinig smaak.  De verscheidene onderdelen zijn wel afgeteekend, doch te weinig gekleurd.  Meer zachtheid in de piano's en min ruwheid in de forto's (sic), dat is er van noode (25).  Begrijpelijk ook toen de kwaal van zowat elk amateurblaaskorps.
De Katholieke Fanfare werd blijkbaar niet geboren onder een goed gesternte, want het Ceciliafeest van 1883 werd verstoord door een onheilsbode.

  Het Ceciliafeest, welk alhier verleden maandag werd gevierd; is door een smartelijk ongeluk verstoord geweest.  Een half uur omtrent nadat onze katholieke fanfaren de kerk hadden verlaten, werd op den trap van 't doxaal een persoon gevonden die scheen een lijk te zijn.  Beneden gebracht werd de stervende (hij gaf nog levensteekens) erkend voor Gustaaf De Keyser (26)(26), oud 14 jaren, zoon van M. Ed. De Keyser dezer stad.  Alle aangewende hulp om het leven in hem terug te brengen was vruchteloos en de ongelukkige jongeling stierf in het kerkportaal. (...) Ten einde de uitvoering der fanfaren-maatschappij te beter te aanhoren, zal de jonge De Keyser zich op het doxaal begeven hebben en, daar hij van de vallende ziekte aangedaan was, zal hij, 't zij in 't opgaan, 't zij in 't afkomen waarschijnlijk een aanval dezer verschrikkelijke kwaal hebben gekregen en alzoo op den donkeren trap hulpeloos zijn bezweken.
  De Eecl. 35 (1883), 1805 (2 dec.)

De muzikanten van de Katholieke Fanfare waren echter niet van hun stuk te brengen.  Het ledenaantal nam toe en de muzikale aktiviteiten stegen, zowel in kwaliteit, als in kwantiteit.  Op 12 februari 1882 gaf de fanfare opnieuw een concert.  Men speelde er Capriccioso en Maria Hendrika, twee grote stukken, beiden met moeilijkheden doorzaaid.  En met succes juichte men de eerste solist uit eigen midden toe, August Verstraete (tuba).

  Zij (de leden van de Katholieke Fanfare) hebben verdiensten aan den dag gelegd welke niemand bij onze nieuwelingen had durven onderstellen.  Geene moeilijkheden voor hen: een zacht, vol en samenhangend spel.  Voor kenners, voor hen die weten wat koperen speeltuigen zijn; en dan de beperkte zaalruimte in aanmerking genomen, was zoo eene uitvoering noch min noch meer dan verbazend.
  GvE 16 (1882), 749 (19 feb.)

Terwijl de harmonie St.-Cecilia musiceerde in de hof van Willems-Kaisersgrüber (Zuidmoerstraat, stuk van O.L.V. Ten Doorn naast College), was de julimaand 1882 voor de Katholieke Fanfare de aanzet van een lange traditie: de jaarlijkse openluchtconcerten op het Schuttershof, de uitgestrekten en welbeplanten lusttuin van Henri Van Hoorebeke-Huyge.  Over het openluchtconcert van 1884 schrijft een recensent: "Het is opgemerkt hoe bijzonder goed de tonen uitkwamen uit het boschije van groen en rozen; 't was als uit een tooverbosch.  Na ieder stuk hoorde men tot uit het verste van den tuin handgeklap opgaan" (27).

Concert van 2 juli 1882

Jaarlijks verzorgden de verscheidene Eeklose muziekverenigingen de kermisfeesten van hun stad eind augustus.  Ze gaven elk een twee à drietal concerten op verschillende plaatsen te Eeklo.  Vanaf 1882 is ook de Katholieke Fanfare jaarlijks van de partij.  Vaak musiceerden zij ook in de Katholieke Kring, die hun wekelijks repetitielokaal was.  Ze vierden er ook hun jaarlijks St.-Ceciliafeest na het opluisteren van de ochtendmis.  Op 29 april 1883 opent Theodoor De Hulsters-De Heuvel het hotel-estaminet De Gouden Leeuw op de Markt, dat vroeger was bewoond door weduwe Lambert (28).  De opening wordt muzikaal opgeluisterd door het optreden van de Katholieke Fanfare.  Op 27 november 1887 zal zij er haar eerste concert geven.  Het zal voortaan ook hun nieuw lokaal worden ter vervanging van de Katholieke Kring.

Wanneer de naam Fanfare van de Schoolpenning of Katholieke Fanfare werd gewijzigd in katholieke fanfare Amicitia, is niet precies bekend.  Zeker is dat op 24 augustus 1882, dus ongeveer een jaar na de stichting, melding wordt gemaakt van de nieuwe naam Amicitia.  Het betreft gedrukt briefpapier met de hoofding "Katholieke Fanfaren Amicitia van Eekloo", waarin leden en sympathisanten worden uitgenodigd mee te reizen naar Oostakker op 3 september om er een schoolpenningfeest op te luisteren.

Evenmin is bekend wat of wie de stichters er heeft toe aangezet de naam te wijzigen.  Het verdwijnen van de term schoolpenning laat doorschemeren dat muziek de voornaamste "vriendschapsband" tussen de leden moest zijn.  Eerder dan dat hun vereniging het muzikale aanhangsel was van de strijdbare Katholieke Schoolpenning - afdeling Eeklo, beschouwden zij zich blijkbaar als muziekvereniging, waarvan de leden overtuigde katholieken waren (29).

In Eeklo namen zij de aktiviteiten op zich met religieus of semi-religieus karakter, daar waar ze vroeger ongetwijfeld zouden zijn toegekomen aan de Harmonie St.-Cecilia.

Laatstgenoemde was tijdens de schoolstrijd wellicht niet anti-clericaal of anti-katholiek, zoals sommige leden van de nationale regering het wel waren, maar het weigeren van deelname aan de optocht voor de Katholieke Schoolpenning van 24 juli 1881 was voldoende om een deel van hun aktiviteiten te zien verloren gaan.

Het kwam bijvoorbeeld toe aan Pius Ryffranck, eerste secretaris van de Katholieke Fanfare en uitstekend muzikant, een orkest van 50 zangers en 14 muzikanten die lid waren van de Katholieke Fanfare, te leiden op 23 september 1883 bij de voorlopige wijding van de nieuwe parochiale kerk.  Op 17 juni 1884 bracht Amicitia een serenade aan Mgr. De Battice, hulpbisschop van Gent.

Tussen katholiek en liberaal

Wat zich in de zomer 1881 afspeelde binnen de rangen van de zogezegde "neutrale" harmonie St.-Cecilia, en de afscheuring van de katholieken voor gevolg had, deed zich eveneens voor in het najaar van 1883 in de schoot van de liberale fanfare Vereenigde Vrienden.  Gingen de leden van de Schoolpenning niet akkoord met de neutrale koers van St.-Cecilia, sommige leden van de Vereenigde Vrienden waren, het niet eens met de liberale politiek van hun bestuur.  Toch vonden deze dissidenten hun engagement niet uitgesproken katholiek genoeg om zich aan te sluiten bij de katholieke fanfare Amicitia.  In november 1883 groeperen zij zich in de onafhankelijke fanfare De Getrouwe.
En toch is het duidelijk dat De Getrouwe een katholieke, weliswaar niet-partijgebonden koers zal varen.  Laten we dit illustreren met enkele voorbeelden van het gemeenschappelijk engagement van Amicitia en De Getrouwe, terwijl Sint-Cecilia en Vereenigde Vrienden een liberale koers varen.
Ter gelegenheid van de kermisfeesten in 1884 worden in het Eeklose stadscentrum twee kiosken opgericht: de ene stond op de Groote Markt, de andere op de Botermarkt (het huidige K.L. Ledeganckplein).  De liberale muziekverenigingen musiceerden op de Grote Markt; St.-Cecilia opende met de "Brabançonne"De katholieke fanfaren concerteerden op de Botermarkt; Amicitia speelde er het Nederlandsch Volkslied (30).
Het opluisteren van erediensten en kerkelijke feesten gebeurde in de tachtiger jaren alleen door Amicitia en De Getrouwe.  Zij zijn het die de sacramentsprocessie opluisteren.  In 1885 werd voor het eerst met miraculeus beeld van O.L.V. Ten Doorn in de stoet meegedragen.  Ze waren ook de enige, in elk geval in 1884, die hun St.-Ceciliafeest inzetten met een mis.

—  De Getrouwe: mis om 8.30 u., banket om 18 u. in het lokaal bij K. Bassier.
—  Amicitia: mis om 9 u., banket om 13 u. in het lokaal van de Katholieke Kring bij V. Reychler-De Keyser.
—  Vereenigde Vrienden: banket om 18 u. in Café du Nord bij Gillebeert-Heysse.
—  St.-Cecilia: banket om 19 u. in de Gouden Appel bij P. Van Acker.

Ook is duidelijk dat het katholieke stadsbestuur de twee katholieke muziekverenigingen gunstiger gezind is, ondanks het feit dat St.Cecilia een neutrale stadsmuziekvereniging zou zijn.  Konden St.Cecilia en Vereenigde Vrienden in de periode 1882-1884 nog rekenen op de gematigd-katholieke burgemeester E. Neelemans ? (31).
Zijn radicale opvolger Ph.-A. De Wachter (32), reeds waarnemend burgemeester van 25 juni 1881 tot 3 februari 1882 ter vervanging van de overleden D. Steyaert, had het duidelijk voor de katholieke verenigingen.

  Er ontbreken thans in onze stad geene muziekgenootschappen, en er zijn er naar elks goesting.  Voor de katholieken: de Katholieke Fanfaren; voor de liberalen: de Fanfaren Vereenigde Vrienden, welke verleden jaar (= 1881) weigerden nevens den Katholieken Schoolpenning in den fakkeltocht te gaan; en de stedelijke (!) Harmonie, welke de onzijdigen of officiëele liberalen hoopt te bevredigen, en daarom zondag zich aansloot bij de leerlingen der... gemeenteschool, om te zamen eene marche voor te dragen !...  Nu, ons is 't wel: wie bij malkander passen mogen te zamen marcheeren !


De Vaderlander, 3 sept. 1882
St.-Cecilia zag zijn jaarlijkse stadstoelage van 300 frank verdwijnen en moest noodgedwongen het stadhuis als repetitielokaal verlaten (33).  Dat alleen de katholieke fanfares Amicitia en De Getrouwe de prijsuitreiking van de "officiële" muziekschool verzorgden, was te wijten aan een handig manoeuver.  Lottrekking besliste immers wie van de partij mocht zijn op 4 september 1884 (34).
De steun Katholiek stadsbestuur - katholieke muziekverenigingen was echter wederzijds.  De katholieke fanfares voelden zich verplicht een serenade te brengen bij de benoeming en de inhuldiging van burgemeester De Wachter, en hem uit te nodigen op hun Ceciliafeest.  Naar wij vermoeden, moeten de katholieke fanfares in de tachtiger jaren beter hebben gefunctioneerd dan de liberale muziekverenigingen, die duidelijk een crisis doormaakten.

  Het St.-Ceciliafeest is dit jaar (1885) door onze katholieke fanfaren "Amicitia" op de broederlijkste wijze gevierd geweest.  Eenigen tijd hebben sommigen gemeend - en reeds wreven zij zich de handen van wellust - "Amicitia" te zien vallen; die wankelbaarheid was maar oogenschijn, de leden en het bestuur begrijpen te wel hunne plichten, en sterker dan ooit is "Amicitia".  Neen, duizendmaal neen, het feest van maandag is er ons getuige van, de katholieke fanfaren zullen noch verkwijnen, noch vergaan, dank aan de wijsheid van hun bestuur en de aangekleefheid der eere- en spelende leden, en alswanneer alle andere maatschappijen verbrokkelen, dan zal "Amicitia" nog steeds hare triomfzangen laten hooren, en dit omdat zij KATHOLIEK is, 't is te zeggen getrouw aan den plicht en hardnekkig om hem te volbrengen.
  De Vaderlander 7 (1885), 573 (29 nov.)

Meer dan eens was er toenadering van De Getrouwe tot Amicitia en omgekeerd.  Verscheidene manifestaties verzorgden ze samen, zoals bijvoorbeeld de serenade aan E.Z. Stanislas, overste van de zusters St.-Vincentius à Paulo, ter gelegenheid van haar vereremerking met het burgerskruis 1ste klas op 29 november 1885.

Het mooiste voorbeeld is wellicht het feit dat Amicitia als enige Eeklose vereniging opstapte in de stoet van 14 november 1886, die het nieuwe vaandel van De Getrouwe, inwijdde.

Het vroegste optreden van Amicitia buiten Eeklo

Het spreekt vanzelf dat een jonge vereniging zich aanvankelijk met bescheiden materiële en financiële middelen moet kunnen bedruipen.  Vandaar dat Amicitia zich pas na 4 jaar waardig genoeg vond om deel te nemen aan een muziekfeest buiten Eeklo.  Het werd op 26 juli 1885 gevierd te Bassevelde en zij speelden er La Camarilla van J. Martin en Soirées d'Eté van Wtterwulghe (sic).

De manifestaties buiten Eeklo van voordien moeten eerder als de voortzetting van hun politiek engagement aangezien worden en zullen muzikaal meer dan waarschijnlijk weinig hoogstaand geweest zijn.

Op de eerste plaats kan het schoolpenningfeest te Oostakker van 3 september 1882 worden aangestipt.  Zoals het jaar voordien te Eeklo was het ook te Oostakker de bedoeling om druk uit te oefenen op de regering en tegelijkertijd geld in te zamelen ter ondersteuning van het vrij onderwijs.  Uit Eeklo waren 283 sympathisanten afgereisd.

Veel spectaculairder was hun deelname aan de nationale volksbetoging te Brussel op 7 september 1884.  De gedurfde schoolpolitiek van onderwijsminister Pieter Van Humbeeck leidde op 10 juni 1884 tot een liberale verkiezingsnederlaag en bracht de homogeen katholieke regering Malou - Jacobs - Woeste aan de macht.  De minister van binnenlandse zaken Victor Jacobs diende meteen een wetsontwerp in voor de reorganisatie van het lager onderwijs.  De gemeentelijke autonomie werd hierbij hersteld en het godsdienstonderwijs was voortaan facultatief, maar moest een keuzemogelijkheid blijven.  Deze politiek lokte verschillende liberale manifestaties uit, gevolgd door katholieke tegenbetogingen.  De liberale overwinning bij de gemeenteverkiezingen dwong de regering tot aftreden op 26 oktober.  Het is onder het groot katholiek ministerie A. Beernaert (1884-1894) dat een verzoenende wetgeving tot stand zal komen (35).  Maar daar is men op 7 september 1884 nog lang niet aan toe.  Toen raakten te Brussel zowat 100.000 betogers; katholieken en liberalen, slaags met elkaar.  Uit Eeklo waren er 83 katholieken verenigd onder de standaard "Voor Recht en Vrijheid !".  Men herkende er 4 gemeenteraadsleden: Ph.-A. De Wachter, die kort daarna burgemeester zou worden, verder A. Goethals, ook provincieraadslid, A. D'hondt en H. Steyaert.  Zij werden begeleid door Amicitia en met name worden ook genoemd: erevoorzitter B. Sandijck, voorzitter H. Reynekinck en E. Meganck, dirigent en directeur van de vrije katholieke jongensschool (36).

  De deputatie van Eecloo en het omliggende, die zondag aan de katholieke betoging te Brussel deelgenomen heeft, is er van afgekomen met een aantal gekneusden.  Van onze fanfaren Amicitia werd de vlag (37) uit de handen gerukt van den drager Aloïs Smitz, doch door dezen weer bemachtigd; één der kartels waarop stond stad Eecloo, gedragen door de knaap van de maatschappij Joseph van Poucke is hem ontweldigd en werd verbrijzeld; eenige speeltuigen zijn beschadigd en het vel van de grosse-caisse is doorboord.  Donderdagavond is de beschadiging opgenomen en de staat daarvan opgemaakt.
 

GvE 18 (1884), 883 (14 sept.)

c) EEN NIEUWE LICHTING

Nieuwe perspectieven

In het najaar van 1886 geeft Emiel Meganck het dirigeerstokje door aan secretaris Pius Ryffranck, wellicht in het vooruitzicht van zijn benoeming als kantonnaal schoolopziener van de derde klas te Oudenaarde.  Deze benoeming wordt definitief per koninklijk besluit op 12 mei 1887.  Een week later, op 19 mei, brengen de twee fanfares waar hij stichter-dirigent was geweest, namelijk Amicitia en de Diederiks van Assenede, een serenade aan hun oud-dirigent.

Pius Ryffranck




Pius Ryffranck (° 1860) werd journalist
voor het weekblad De Vaderlander, orgaan
van de Katholieke Schoolpenning.

Als gedegen muzikant en overtuigd katholiek
leefde hij in diverse functies meer dan 50 jaar
Amicitia mee.

Dat de muzikale leiding van Amicitia ook nu in goede handen was, lijdt geen twijfel, want naast zijn drukke politieke, commercieel-financiële en culturele bezigheden, was Pius Ryffranck ook een uitstekend pianist.  En wat meer is, hij komt uit de eigen rangen en het is onder andere door zijn toedoen dat de stichting van de Fanfare van de Schoolpenning werkelijkheid is geworden.  Zijn eerste concert met Amicitia dirigeerde hij op 22 november 1886 en men schreef: "Met hem gaat Amicitia een heerlijke toekomst tegemoet" (38).  Uit menige getuigenis blijkt dat Pius Ryffranck geliefd was bij de muzikanten.

  Zaterdag-avond laatstleden was het een echt vriendenfeest in de zaal der fanfaremaatschappij "Amicitia".  De werkende leden boden hunnen geachten bestuurder, de heer Pius Ryffranck, zijn kunstportret (getekend door Edmond Sandijck) aan en, in eene welgepaste aanspraak, deed de heer Aloïs Van Zandycke, onderbestuurder, de achting en genegenheid uitschijnen die al de muziekanten voor hunnen ieverigen bestuurder steeds betuigen, met den voortdurenden iever dien zij hem er voor een tweede geschenk bijvoegden.  Alhoewel de muziekanten hunnen bestuurder daar op 't onverwacht hadden willen mee verrassen, was het toch voor hem geen geheim meer, maar niettegenstaande oefende dit schoon geschenk zooveel indruk op zijnen persoon uit dat hij niet bekwaam
was zijne bedankingen en tevredenheid vloeibaar genoeg te kunnen uitdrukken.  (...)  'S anderendaags werd de heer Pius Ryffranck eene serenade gegeven door de leden en het bestuur van Amicitia.  Zulke feesten zien wij gaarne in onze stad; het bewijst dat in Eecloo de muziek en de schoone kunsten vele vrienden tellen.
  De Eecl 41 (1889),2103 (2 juni).

Het St.-Ceciliaconcert van het volgend jaar, op 20 november 1887, dirigeerde Pius Ryffranck in de pas gebouwde zaal "Gouden Leeuw".

Als solisten traden onder andere twee muzikanten op uit de Muziekkapel der Gidsen.  Amicitia speelde drie stukken, waaronder een moeilijk mengelwerk op Lohengrin van Wagner.  Het is één van de verdiensten van Pius Ryffranck dat hij het repertoire niet beperkte tot typische werken voor fanfare, maar het uitbreidde met kwalitatief meer hoogstaande stukken.  Naast de Lohengrin-fantasie naar Wagner introduceerde hij onder andere de ouverture Dichter und Bauer van Franz van Suppé in 1886 en een Faust-fantasie naar Ch. Gounod in 1887 (39).

Eind 1894 werd de symfonie Wij Willen gesticht, een initiatief dat voornamelijk kwam van leden van Amicitia. Zaten in het bestuur van de symfonie Wij Willen en waren lid of bestuurslid van Amicitia:
Bernard Sandijck, voorzitter van Wij Willen en erevoorzitter van Amicitia, penningmeester Philibert Van Hoorebeke, dirigent Prosper Lippens en spelend lid Pius Ryffranck.
Op 31 maart 1895 geven Amicitia en Wij Willen immers gezamenlijk een concert.  Maar ook in de toneelvereniging Lust naar Kunst, opgericht eind 1896 en evenals de symfonie Wij Willen van katholieke strekking, zaten verscheidene leden van Amicitia aan het roer.  Ghislain Van De Maele was er voorzitter en Philibert Van Hoorebeke ondervoorzitter.

Samen sterk

Reeds van bij de stichting van De Getrouwe heeft de genoemde fanfare het goed kunnen vinden met Amicitia.  De verstandhouding wordt zodanig positief, dat zij besluiten samen een liefdadigheidsconcert te organiseren op 11 januari 1891 ten voordele van het genootschap Sint-Vincentius à Paulo.  75 muzikanten musiceren samen onder de leiding van Désiré Smitz, dirigent van De Getrouwe, en Pius Ryffranck, dirigent van Amicitia.  Désiré Smitz dirigeert de vereenigde fanfaremaatschappijen in het openingsstuk van het eerste deel, Fantaisie Italienne van Humbert.  Pius Ryffranck en Amicitia sluiten het eerste deel met Clairette, een polka van Clodomir.  De eer is dan aan de dirigent van Amicitia om de vereenigde fanfarenmaatschappijen te leiden in het openingsstuk van het tweede deel, de fantasie La Reine des Fées van Canivez.  De Getrouwe onder leiding van Désiré Smitz besluit het concert met Rozalia Julia van Gheeraert.  De recensent van De Gazette van Eeclo schrijft: "Mochten wij hen meermalen te zamen zien - te zamen zien met hetzelfde doel, 't was de wensch van het publiek zoohaast zij op het tooneel verschenen.  De uitvoering was volmaakt.  't Was alsof al de speeltuigen aan den maatstok van den knappen bestuurder hingen en alsof zij allen, als met eenen tooverstaf, naar willekeur aan den gang hielde" (40).  Het bleef inderdaad niet bij die ene keer, want op 8 september van hetzelfde jaar doen zij hetzelfde over ter gelegenheid van de opening van de tentoonstelling van kunst- en kunstnijverheidswerken.

(wordt vervolgd)

__________________________
(1)    Voor een algemene situatieschets, zie o.a. Th. LUYKX, Politieke geschiedenis van België, l, pp. 170-173; K. VAN ISACKER, Mijn land in de kering 1830-1980, I, p. 123 en 127; L. WILS, De regering Frère in het teken van de schoolstrijd, in: (Nieuwe) Algemene Geschiedenis der Nederlanden, Haarlem, III, 1978, pp. 178-185; M. DE VROEDE, Onderwijs 1878-1914, ibid., passim.  Terug naar de tekst
(2 P. VERHAEGEN, La lutte scolaire en Belgique, Gent, 1905, pp. 195-201.  Terug naar de tekst
(3 L. LAMPAERT, De geschiedenis van Eeklo, pp. 266-267; P. ROGGHE, Proeve van sociaal-economische geschiedenis (1830-1930).  Ontstaan en doorbraak van het socialisme, in: Appeltjes van het Meetjesland, XXII, 1971, pp. 205-206.  Terug naar de tekst
(4 Archief Koninklijke Harmonie St.-Georges en Ste-Cecilia Eeklo, Notulen 1848-1890, f. 127v-128v, uitgave door A. DE SMET, Geschiedenis St.-Georges en St.-Cecilia, p. 15.  Terug naar de tekst
(5 De gemeenteraad van 16 juli 1881 keurde het programma van 24 juli goed, maar verstrekte geen financiële steun; zie GvE 15 (1881), 719 (24 juli).  Terug naar de tekst
(6 De Meetjeslander 7 (1880), 48 (23 nov.) en 5 (1878), 39 (29 sept.).  Terug naar de tekst
(7 Naast de stadsharmonie St.-Cecilia bestond in die tijd in Eeklo ook de fanfare Vereenigde Vrienden, die zich sinds 1848 als de fanfare Les Exilés hadden afgescheurd.  Van 1868 tot 1872 noemde zij zich De Ware Vrienden.  Hun politieke strekking was gematigd liberaal, maar sinds de schoolstrijd manifesteerden zich in de schoot van deze vereniging eveneens de katholiek-liberale tegenstellingen (zie verder).  Zij worden niet vermeld in de lijst van 36 verenigingen die deelnamen aan de inwijdingsplechtigheid; zie GvE 15 (1881), 720 (31 juli).  Terug naar de tekst
(8 Over de stichting en de eerste twee werkingsjaren van de nieuwe fanfare zijn wij bijzonder goed ingelicht.  Het oudste verslagboek onder de titel "Katholieke Fanfaren ingericht te Eecloo, door de Heeren Victor Roegiers, Pius Ryffranck, met de medehulp der Heeren Ed. De Keyzer-Goethals en Vincent Reychler-De Keyzer, allen van Eecloo" is van de hand van Victor Roegiers en behandelt de periode van 24 juli 1881 tot 30 augustus 1883 (35 blz., waarvan de laatste 23 blanco).
Het werd ons samen met andere waardevolle documenten geschonken door de erven van de familie Baelde-Roegiers te Eeklo, waarvoor onze gemeende dank.  Terug naar de tekst
(9 Het lijkt ons onmogelijk dat de 27 genoemde muzikanten alleen uit St.-Cecilia werden gerecruteerd, alhoewel St.-Cecilia op dat moment precies 27 spelende leden telde (zie verder).  Gaat het misschien om een algemene vergadering van de spelende leden van St.-Cecilia, onafhankelijk van het "liberale" bestuur ?  Terug naar de tekst
(10 De Meetjeslander 8 (1881), 43 (28 aug.) en 55 (okt.).  Terug naar de tekst
(11 Twee grote Brusselse familiebedrijven beheersen de Belgische instrumentenmarkt in de tweede helft van de 19de eeuw: de firma's Mahillon en Albert.  Het is bij Charles Mahillon (1813-1887) en zijn zonen Victor-Charles en Joseph dat de Katholieke Fanfare zijn eerste instrumenten aankocht; zie o.a. M. HAINE, De makers van blaasinstrumenten in België van de 18de eeuw tot de 20ste eeuw, in: Harmonies en fanfares in 150 jaar België, pp. 42-43.  Terug naar de tekst
(12 GvE 65 (1931), 3001 (5 juli).  Terug naar de tekst
(13 Naast voorzitter V. Roegiers bestond het bestuur van de Katholieke Schoolpenning uit P. Ryffranck als secretaris en P. Thienpondt als schatbewaarder.  Leden waren Gh. Van De Maele, E. Dhont en Th. Goethals, alsook de spelende leden Seraphin Bekaert (nr. 3) en Emiel De Baets (nr. 5).  Terug naar de tekst
(14 Octaaf Lehoucq (nr. 17) wordt nochtans medestichter genoemd tijdens zijn begrafenisrede in 1939.  Volgens het betrouwbare verslagboek van V. Roegiers wordt hij lid op 30 september 1881.  Terug naar de tekst
(15 Zie A. De Smet, Geschiedenis St.-Georges en St.-Cecilia, p. 16.  Terug naar de tekst
(16 Het is niet onmogelijk dat één zelfde persoon 2 verschillende namen kreeg toegewezen in deze lijst.  Als Aloïs Sandijck (nr. 23) inderdaad Aloïs Van Zandycke (nr. 24) zou zijn, dan zou de afwezigheid van de laatstgenoemde op de algemene vergadering opgelost zijn.  Is J.B. (nr. 30) Jules Bastien en is H.B. (nr. 31) geen zetfout voor S.B. (nr. 1, nr. 3 of nr. 4) ?  Terug naar de tekst
(17 Wordt één van de stichters en meest aktieve leden genoemd tijdens zijn begrafenisrede, zie GvE 30 (1396), 1513 (22 nov.).  Terug naar de tekst
(18 Was uitgever van het katholieke weekblad De Vaderlander, het orgaan van de Schoolpenning.  Terug naar de tekst
(19 Volgens het verslagboek van V. Roegiers werd hij als lid aanvaard op 24 dec. 1331.  Terug naar de tekst
(20 Benoemd op 2 december 1331.  Terug naar de tekst
(21 Benoemd op 23 april 1882.  Prosper Lippens was sinds 4 november 1881 aangesteld tot "leermeester der solfègeklas en der instrumenten".  Terug naar de tekst
(22 A. DE SMET, Geschiedenis St.-Georges en St.-Cecilia, p. 16; Het liberale weekblad De Meetjeslander, 8 (1881), 60 (27 nov.) bericht: "En deze muzikale krotterij heeft de ondergang van de harmonie meegebracht".  Terug naar de tekst
(23 GvE 15 (1881), 737 (27 nov.).  Terug naar de tekst
(24 De Vaderlander, 27 nov. 1881.  Terug naar de tekst
(25 De Vaderlander, 30 nov. 1881.  Terug naar de tekst
(26 Bedoeld is eigenlijk August De Keyser, broer van Jules en Telesphore.  Terug naar de tekst
(27 GvE 18 (1884), 374 (13 juli).  Het was tijdens dat concert dat men proefnemingen deed met de telefoon te Eeklo (de eerste ?).  Ten huize van Van Hoorebeke-Huyge in de Boelare werd het hele concert afgeluisterd !  Terug naar de tekst
(28 Tot 1 januari 1879 was het hotel De Gouden Leeuw het lokaal van de liberalen (orangisten).  De volksboekerij van het Willemsfonds was er gevestigd; zie De Meetjeslander, 5 (1873), 9 (maart).  Terug naar de tekst
(29 Het feit dat voor een fanfare werd gekozen en niet voor een harmonie is niet onverklaarbaar.  In 1880 telde Vlaanderen inclusief heel Brabant, 304 muziekverenigingen.  Vooral in de tweede helft van de 19de eeuw ontstonden heel wat fanfares, blaasorkesten van koperblaas- en slaginstrumenten, naast de veelal oudere en duurdere harmonieën, die ook houtblazers hebben.  Ongetwijfeld moet het succes van de fanfares toegeschreven worden aan de bijval van de Sax-instrumenten; zie J. AERTS, Hafa in Vlaams-België en te Brussel, in: Harmonies en fanfares in 150 jaar België, pp. 21-22.   Terug naar de tekst
(30 Was het omdat de fanfares uit Aardenburg en IJzendijke aanwezig waren ?  Was het spelen van de Vlaamsche Leeuw in die tijd te dissident ?  Het lijkt weinig waarschijnlijk dat de groot-nederlandse gedachte hier het motief zou zijn, alhoewel de toenadering tot Zeeuws-Vlaanderen niet onbelangrijk was op het einde van de 19de eeuw.  Herhaaldelijk zijn Zeeuwse verenigingen te gast te Eeklo.  Terug naar de tekst
(31 Het waren immers alleen zij die E. Neelemans als burgemeester inhuldigden op 27 februari 1882.  Zie W. STEEGHERS, Eduardus Ludovicus Neelemans, telg van een oud Brabants geslacht, burgemeester van Eeklo (1820-1899), in: Appeltjes van het Meetjesland, XXII, 1971, pp. 106-107.  Aangezien E. Neelemans voorzitter was van het bestuur van "den ijzerenweg" Gent-Eeklo-Brugge, wilde de Katholieke Fanfare niet deelnemen aan zijn huldiging als pas verkozen burgemeester van Eeklo.  De spelende leden Florimond De Cock en Bernard Verstraete waren als stationsbeambten verplicht hun ontslag in te dienen bij de Katholieke Fanfare, wat kwaad bloed zette bij hun collega's (volgens verslagboek V. Roegiers).  Terug naar de tekst
(32 Het optreden van burgemeester Ph.-A. De Wachter, een radicaal katholiek militant in de schooloorlog, kan bijna als "dictatoriaal" worden bestempeld.  Hij eigende zich de macht toe in de nabijheid van kerken en gedurende erediensten het spelen van muziekverenigingen te verbieden, te onderbreken of te doen eindigen.  Zie P. ROGGHE, Een nieuw Eeklo.  Proeve van sociaal-economische geschiedenis (1830-1930).  Ontstaan en doorbraak van het socialisme, in: Appeltjes van het Meetjesland, XXII, 1971, pp. 208-209.  De Wachter was de uitgesproken kandidaat van de Katholieke Kring en de Katholieke Fanfare.  Bij zijn intrede in de zaal tijdens het concert van 12 februari werd de muziek spontaan gestaakt en werd hij met uitbundig gejuich begroet.  Prompt werd de Brabançonne aangeheven, ondanks het feit dat hij in een toespraak moest toegeven dat Neelemans en niet hijzelf het burgemeestersambt zou bekleden (De Vaderlander, 15 febr. 1882).  Terug naar de tekst
(33 A. DE SMET, Geschiedenis St.-Georges en St.-Cecilia, pp. 17-18.  Terug naar de tekst
(34 Archief Kon. Harmonie St.-Georges en St.-Cecilia Eeklo: Notulen 1848-1890, f. 130v.  Terug naar de tekst
(35 Zie ook o.a. Th. LUYKX, Politieke Geschiedenis van België, Amsterdam-Brussel, 1978, I, pp. 174-176.  Terug naar de tekst
(36 A. VERHAEGEN, La manifestation nationale du 7 septembre 1884 à Bruxelles, Gent, 1885, p. 300; P. ROGGHE, Een eeuw Eeklo.  Proeve van sociaal-economische geschiedenis (1830-1930).  Ontstaan en doorbraak van het socialisme, in: Appeltjes van het Meetjesland, XXII, 1971, p. 205 n. 270.  Terug naar de tekst
(37 Het eerste vaandel van de Katholieke Fanfare was eigenlijk een blazoen.  Toen de Schoolpenning ontbonden werd, nam Amicitia haar vlag over, aldus P. Ryffranck in GvE 65 (1931), 3001 (5 juli).  Terug naar de tekst
(38 GvE 20 (1886), 998 (28 nov.); In zijn feestrede ter gelegenheid van 50 jaar Amicitia, GvE 65 (1931) 3001 (5 juli), vermeldt Pius Ryffranck Aloïs Van Zandycke als zijn voorganger.  Geen enkele andere bron geeft ons daaromtrent enige inlichting.  Wel staat vast dat Aloïs Van Zandycke onderdirigent was ten tijde van Pius Ryffranck; zie o.a. GvE 23 (1889), 1129 (2 juni) en De Eecl. 41 (1889), 2103 (2 juni).  Terug naar de tekst
(39 Naast ontelbare marsen, pas redoublés (redowa) en andere stormpassen, geïntroduceerd onder invloed van de militaire kapellen, speelde men in harmonieën en fanfares in de 19de en 1ste helft van de 20ste eeuw vooral min of meer conforme transcripties van de successen van het ogenblik, vooral op het gebied van de opera.  Deze vaak middelmatige en soms zeer vrij opgevatte transcripties leenden een enorme populariteit.  Namen als Verdi, Gounod en Boïeldieu komt men veelvuldig tegen.  Zie o.a. F. LECLERCQ, Het répertoire, in: Harmonies en fanfares in 150 jaar België, pp. 55-58 en F. PIETERS, Van trompetsignaal tot muziekkapel, Kortrijk, 1981, pp. 165-198.  Terug naar de tekst
(40 GvE 25 (1891), 1214 (18 jan.).  Terug naar de tekst

Separator

Koninklijke Katholieke Harmonie Amicitia 1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7

Naar de top van deze blz.

Inhoudstafels
1968 - 1969 - 1970 - 1971 - 1972 - 1973 - 1974 - 1975 - 1976 - 1977
1978 - 1979 - 1980 - 1981 - 1982 - 1983 - 1984 - 1985 - 1986

Welkomblz van tijdschrift "Ons Meetjesland"
Doorzoek «Ons Meetjesland»!

MijnPlatteland homepage
MijnPlatteLand.com

Meest recente bijwerking :  21-04-2021
Copyright Notice (c) 2024