Uit tijdschrift "Ons Meetjesland", 1983, 16de jaargang, nr. 4

Heemkundige wandeling door Adegem (7)

ROND HET SCHILDEKEN

HET KERKSTRAATJE

Een der meest gefotografeerde en geschilderde straten van Adegem is ongetwijfeld de Kerkstraat.  Het is het meest gekende straatje van Adegem en maakt eigenlijk deel uit van het Schildeken dat zelf wordt begrensd door het Kerkstraatje, het Moordenaarsstraatje en de huidige Staatsbaan.  Het Kerkstraatje lag geheel "in den wyck ofte beloop gheleghen aende oostzijde van de kercke scheedende lancxt de straete ten hille tot den hoeck vanden hoecke de kercke voorbij tot den hoeck ende soo lancxt den herwech tot de voors straten ten hille voor de priesteragie".

Opname van een zonovergoten Kerkstraat waaraan we deze wandeling geheel wijden.  Op de voorgrond rechts bemerken we "veint" De Bruyckere: viggensnijder en "verzorger" van katers, een kleurrijke figuur uit het Adegemse dorpsleven.
Foto: Walter Notteboom

Komen we vanuit de richting Eeklo, dan kan men niet anders of men moet doorheen het Kerkstraatje rijden om het centrum van Adegem te bereiken.  Rechts ziet men een pleintje liggen dat luistert naar de naam "Sint Bernarduspleintje".  Een argeloze voorbijganger zou denken dat men in Adegem, een oude gewoonte getrouw, pleinen en straten naar heiligen noemde.  Helaas !  De uitleg voor dit toponiem is heel wat prozaïscher !  Vóór de aanleg van de "nieuwe baan" in 1937 stond er op het pleintje een herberg genaamd "De Luchtreizigers", herberg die werd opengehouden door Bernard Bonne.  De foorreizigers die er steeds hun molentjes en kramen opsloegen — het zwaartepunt van Adegem kermis bevond zich op dit plejntje ! — werden steeds zo gulhartig ontvangen door Bernard Bonne dat ze het pleintje dan maar omdoopten in het "Sint-Bernardusplein !"

In vroegere eeuwen stond er op de hele partij land op de rechterkant van de Kerkstraat geen enkele woning.  Reeds in het landboek van 1642 wordt er hier van "schildeken" gesproken.  Een "schildeken" was een scheefgebogen straat waarvan de kromming ongeveer in het midden van haar lengte lag.  Deze uitleg is min of meer van toepassing op de Kerkstraat die inderdaad ongeveer in het midden van haar lengte een kromming vertoont.  Let wel: de Kerkstraat kwam vroeger veel verder, ze is een gedeeltelijk ingekort door de aanleg van de Staatsbaan.

Biechtstoel geschonken door onderpastoor Andries Hemeryck
Biechtstoel geschonken door onderpastoor Andries Hemeryck.  De biechtstoel staat vooraan rechts in de Adegemse parochiekerk.
Foto: Johan Van Laere

De "partye landt ghenaemt het schildeken ghelegen rontomm in de straeten" had een oppervlakte van 634 roen waarvan er slechts 475 onder de "ommestellynghe" vielen.  In 1642 hoorde deze hele partij toe aan Cornelis De Bruyckere.  Na zijn dood werd het stuk verdeeld:
Pieter De Bruyckere verkreeg er twee derden van, onderpastoor "heer andries hemerij" kocht één derde.
Over die onderpastoor kunnen we nog vertellen dat hij een tijdlang in een van de lage huisjes langsheen de Kerkstraat heeft gewoond.  Hij schonk in 1732 een mooie biechtstoel aan de kerk.  Die biechtstoel kunnen we nog steeds bewonderen.  Op de "kroonlijst" ervan lezen we "Geiont door heer ende mr Andries Hemeryck 1732".  Die onderpastoor deed nog meer voor de parochie.  In oktober 1731 stelde hij zijn testament op.  Hij wou begraven worden in de kerk van Adegem, voor het altaar van de H.  Adrianus "bye syne biechtstoel".  Verder moesten er 100 missen worden opgedragen, telkens met het uitdelen van tien zakken rogge, gebakken in brood, voor de armen van de parochie.  Zijn marmeren zerk mocht tien pond grooten kosten.  Daarbij gaf hij nog een som van 400 pond (een fortuin voor die tijd !  ) voor de priesteropleiding van twee Adegemse jongens en het volgende jaar voor twee studenten van Kortemark vanwaar de onderpastoor afkomstig was.  Verder schonk hij dan nog sommen geld aan de kerken van Adegem en Kortemark, aan de "aerme kynders van Adeghem" en zijn dienstmeid ontving "50 pond voor haeren getrouwe diensten byzonderlyck in myne krancke gesteltheyt".

BEWONING OP DE NOORDKANT VAN HET KERKSTRAATJE.

In 1750 hoorde het gehele Schildeken toe aan Engel Naessens: "een partije in den houck van den heerwegh ende de straete naer het dorp, met de zuytzyde aenden kerckewegh, synde een dryhouckte partye met het huys ten zuytwesthoucke".  Er stond toen inderdaad nog maar één enkel huis op het gehele Schildeken.  Midden vorige eeuw waren en nog maar drie eigenaars:

schoenmaker Petrus Poupée wiens eigendom langsheen het Moordenaarsstraatje lag
De Prest Johannes, Francisca, Seraphina en Maria-Theresia: hun eigendom lag ongeveer in het midden
Carolus Bernardus Pots, mulder, bezat het huidige Sint-Bernarduspleintje.
Voordien woonde hier "chirurgijn" Van Killeghem.

De noordkant van de Kerkstraat, dus de kant gelegen langsheen het Schildeken is vandaag bijna geheel volgebouwd.  Enkel in het begin liggen er nog enkele stukken onbebouwde grond.  De huisjes en huizen staan praktisch tot op de rand van de straat.  Dat was vroeger niet het geval !  Rond de eeuwwisseling was slechts het middenste gedeelte van het straatje verhard met kasseien.

Het Schildeken rond 1770
A.  Heerweg naar Maldegem, nu Staatsbaan
B.  Moordenaarsstraatje
C.  Kerkewegh, nu Kerkstraat.
Het is duidelijk te zien dat het met de bewoning rond 1770 maar erg pover gesteld was !  Het hele Schildeken (1) hoorde toe aan Engel Naessens.  De partij land (2) met heel wat "wallen" hoorde toe aan Pieter Van Killeghem, de hoeve daarnaast (3) was eigendom van een zekere Santers, maar Matthijs Braet woonde er, de partij land daarnaast hoorde toe aan Elisabeth De Bruyckere, het huisje (4) werd bewoond door Jacques Schyvinck.  De volgende woning (5) hoorde toe aan Pieter De Bruyckere en het laatste huisje (6) was eigendom van Jozef Crispijn.

Een straatschouwing van 21 juli 1841 beschrijft het straatje als "de straete van het Dorp loopende naer de Moerwege, leydende van het Dorp van Adegem tot den Calsyde weg naer Eecloo".  De breedte van het straatje bedroeg gemiddeld "7 ellen 8 palms", het smalste stuk had slechts een breedte van 5 ellen 8 palms.  In de loop van verschillende eeuwen werd het straatje alsmaar smaller en smaller.  De mensen bouwden hun huis steeds maar dichter en dichter tegen de straatkant.

Het eerste huisje dat we op onze rechterkant tegenkomen is het kleine schoenwinkeltje waar eens de familie De Metsenaere woonde.  Jules De Metsenaere, gehuwd met een dochter Schoonackers was een bekend boomzager.  Hij was daarbij ook nog klokkenluider en muzikant.  Het was een sterke kerel die heel ervaren was in het zagen van bomen.

Het Kerkstraatje even na de eeuwwisseling
Het Kerkstraatje even na de eeuwwisseling.
Links bemerken we het huisje waar de familie De Metsenaere woonde, verderop de herberg van Amelie De Laere en tenslotte helemaal aan het eind de woning van de familie Himschoot.
Het eerste huisje rechts is dat van Felix Claeys, verderop woonde Edmond De Bruyckere, en de drie volgende woningen waren het soephuisje, het hoge huis van Serafien Goethals en het witte geveltje van de woning van de familie Blancke.
Verz. R. Van Vooren

Naar gelang het gebruik werd het hout gekloven of gezaagd.  Om te kuipen werd het hout gekloven, beertonnen werden van larus gemaakt, er werd een "paard" gebruikt om het eiken hout te plooien en er werd heel wat speciaal gereedschap gebruikt om al de verschillende tonnen en vaten te vervaardigen.  De "boomwerkers" stonden bekend als ruwe kerels.

Twee huizen voorbij het kleine schoenwinkeltje hield Amelie De Laere vroeger herberg.  Amelie had zich op zekere dag ontfermd over een vondeling die luisterde naar de naam van Vital Galle: men had hem aangetroffen onder een paardekastanje, in de volksmond "galnotelaar" genoemd.

Wat verder, en bijna op het einde van het Kerkstraatje, woonde de bekende familie Himschoot.  August Himschoot hield een winkel open en speelde terzelfdertijd voor herbergier.  Ook was hij bakker.  Zijn bakkersoven is nog maar een tiental jaren geleden afgebroken.  Later kocht August Himschoot de herberg "De Hert" waar in vorige eeuw de gemeenteraad vergaderde.  August diende voor niet minder dan 12 kinderen te zorgen, maar dat liet hij niet aan zijn hart komen: het was een geboren optimist en wist steeds en op alles en nog wat met een kwinkslag te antwoorden.

De Kerkstraat, in de jaren vijftig
De Kerkstraat, in de jaren vijftig.  Rechts is helemaal niets veranderd, links werden twee nieuwe huizen gebouwd
Verz. Hugo Notteboom

Tenslotte zijn we aan het laatste huis van de Kerkstraat gekomen, daar waar nu de kinderen Ginneberge hun herberg openhouden.  Aan dit huis is een hele geschiedenis verbonden.

Zoals reeds gezegd was deze hoek eigendom van de familie Poupée.  In Adegem waren ze beter gekend onder de bijnaam van "De Leerzekens", dit omdat hun vader Petrus Poupée schoenmaker was.  Peleken Leerzeken woonde er met haar beide broers, August en Nardje.  Het estaminet werd druk bezocht.  Naast kloefkapper was August ook vogelliefhebber.  Hij kon de hele buurt verbazen met het nabootsen van allerlei gezangen van vogels.

Woning van de kinderen Ginneberge
Statige woning van de kinderen Ginneberge, gebouwd enkele jaren vóór het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog.  In het zaaltje links waar de rolluiken naar beneden zijn werd nog een tijdlang school gehouden.
Foto: H.  Notteboom

Nadat de familie Poupée het huis verliet kwam Kamiel Willems, beter gekend onder de naam "Lapperken" er wonen.  Kamiel noemde zijn herberg "In het schoon zicht", wat werkelijk ook zo was en nog is.  Om te tonen dat hij echter een mondje Frans machtig was placht hij over "Estaminet Au Belle Vue" te spreken.  Kamiel was een bijzonder mens die zeker en vast bij de kleurrijke figuren van het dorp dient gerekend te worden.  Hij speelde een beetje voor herbergier, kweekte kippen maar was vooral kermisventer.  Hij had een soort kermismolen die hij zelf in beweging bracht onderwijl het liedje zingend van "Een cent naar boven, een cent naar onder !".  Later schafte hij zich een "zwieremolen" aan waarmee hij Vlaanderen rond trok.  Kamiel was een graag gehoord en geliefd verteller, een "artist" die het volk als geen ander kon amuseren.  Nog steeds spreken heel wat mensen met genoegen over de "streken" die Lapperken uithaalde.  Toen burgemeester De Kesel in 1922 werd ingehuldigd als kersverse burgervader beijverden de bewoners zich om hun huis zo mooi mogelijk op te smukken met vlaggen, bloemen, spreuken enz.  Lapperken zag dit alles aan met een monkelend oog — hij kende de mensen — en hing voor zijn venster volgend gezegde dat nog steeds voortleeft bij de Adegemse mensen:
"Den enen doet dit, den anderen doet dat !
Lapper versiert zijn zoldergat !
Burgemeester proficiat !  "

De woning werd achtereenvolgens nog betrokken door "boer Teei", en Edmond De Fruyt.
Smid Eduard Ginneberge, die het eigendom had gekocht van de familie Poupée liet er in de jaren 1936-1937 het imposante gebouw optrekken dat er nu nog steeds staat.  In de meidagen van 1940 bevond er zich op het balkon van het huis een Frans mitrailleursnest dat overvliegende Duitse vliegtuigen beschoot.  Dat begon de Duitsers danig op de zenuwen te werken, want na enige tijd werd het Dorp gebombardeerd, gelukkig alleen materiële schade veroorzakend.

Er woonden nog heel wat bijzondere mensen op de noordkant van het Kerkstraatje !  Zo zouden we het nog moeten gehad hebben over Cies Vervaet, over Tille Melotte, over gemeenteraadslid Louis Van Poucke die tijdens de oorlog heel goed zorgde voor vluchtlingen uit Mechelen enz.  enz.  Enkel nog iets over Cies Vervaet !  Met een kruiwagen, getrokken door twee honden vertrok hij 's morgens vroeg naar de polders om er bij de boeren eieren te gaan ophalen.  Hij bleef steeds een hele dag onderweg.  Cies had bijzonder grote handen: met één hand kon hij ineens 5 eieren nemen en in zijn mand leggen.  Op zekere dag was Cies Vervaet met zijn hondengetrek tegen een paaltje gereden dat langs de baan stond.  De rijkswachters die er na een tijdje toevallig passeerden meenden in de verte de dader nog te zien wegrijden en zetten de achtervolging in.  Cies nu was ook niet van gisteren.  Hij vluchtte binnen bij zijn vriend Dhoore en verstopte zich, vooraleer deze één woord had kunnen uitbrengen onder de tafel.  Daar kwam Cies pardoes in een mand met eieren terecht, waar hij niet eerder dierf uitkomen dan nadat de rijkswachters waren verdwenen.

BEWONING OP DE ZUIDKANT VAN HET KERKSTRAATJE.

Zoals de lezer allicht zal opgemerkt hebben valt er over de bewoning van het Kerkstraatje in vroegere eeuwen niet zoveel te vertellen eenvoudig omdat er geen bewoning was.  De zuidkant van het straatje werd daarentegen reeds van oudsher druk bewoond.
We gaan terug naar ons beginpunt en vertrekken aan de woning waar meester Pieter Van Cleemput woont.  In deze omgeving stond in 1642 geen enkele woning.  Alles was hier eigendom van Adriaan Heyne en achtereenvolgens van Bernaert De Bruyckere (1732), Jan Crul (1749), Gerardus Pots (1752), Frans Bourgoys (1761), Pieter Van Killeghem (1763).  De laatste drie eigenaars oefenden alle drie het beroep van chirurgijn uit en waren allen familie van elkaar !  Matthijs Braet was er eigenaar van in 1767, Cornelis Danckaert in 1776 en Ludovicus Roegiers in 1786.

De hofstede van Cornelis De Bruyckere stond ongeveer rechtover het Sint-Bernarduspleintje.  Tot voor enkele jaren woonde de bekende Adegemse wagenmaker Maurice De Bruyckere er.  Om alle misverstanden uit de weg te ruimen: Maurice De Bruyckere was niet verwant met de Adegemse familie De Bruyckere.  Cornelis De Bruyckere was een zeer welstellend man.  Zijn twee huwelijken hadden hem geld en goed bezorgd dat hij door noeste arbeid had weten te bestendigen, ja zelfs behoorlijk wist uit te breiden.  Cornelis bezat verschillende stukken grond in de Akker, ten westen van de kerk, in de Slabbaerts, land bij Maasbone en langsheen de Oude Gentweg.  De Rammelmeers, ten westen van de kerk, het Testament langsheen de weg naar Balgerhoeke en zelfs het Schildeken waren eens zijn eigendom.  Na zijn overlijden werd de woning van Cornelis in twee verdeeld: op de ene kant woonde zijn weduwe, Passchijntje Van Landschoot, op de andere kant huisde Nikolaas, een zoon van Cornelis.

Nikolaas De Bruyckere deed het nog beter dan zijn vader; hij trad niet minder dan drie keer in het huwelijk !  Zijn eerste echtgenote was Adriaeneken Corthals.  Uit dit huwelijk werd slechts één dochtertje geboren dat Theresia werd genoemd.  Uit de echtverbintenis met Patronella Matthijs werden 5 kinderen geboren: Suzanna, Marie, Cornelia, Cornelis en Bernaert.  Bij zijn derde echtgenote, Adrianeken Van Cauwenberge had Nikolaas nog één zoontje, eveneens Nikolaas genoemd.

De Kerkstraat en het Schildeken rond 1850
Schematisch overzicht van de toestand met eigenaars en(of) bewoners in de Kerkstraat en Schildeken ± 1850 volgens het plan Popp. — A. Route de Bruges à Gand, (zoals vermeld op de originele kaart). — B. Het Dorpstraetjen (nu Kerkstraat). — C. Het Moordenaersstraetje (van Dorp naar Grote Baan). — De bewoners en (of) eigenaars waren: 1-2. Van Praet Petrus Bernardus. — 3. Cesarius Van de Velde, heelmeester of gezondheidsbeambte. — 4. Petrus Poupée, schoenmaker. — 5. Seraphina en Philomena Himschoot, minderjarigen. — 6-7-8. Leo Standaert, bakker. — 9-10. Wed.  Roose Joannes, winkelierster en consoorten. — 11.  Jozephus Blancke, kleermaker. — 12-13. Bernardus Dhavé, bakker.  14-15-16. Petrus Poupée, (zie 4) schoenmaker. — 17-18. De Prest Joannes Franciscus, Seraphina en Marie-Theresia, (biezondere of renteniers). — 19. Carolus Bernardus Pots, mulder te Adegem.

Nikolaas De Bruyckere was, evenals zijn vader, koster in Adegem.  Hij zat er ook warmpjes in.  Zo bezat hij de Bierbilken, de Neringe, de Donkere Kamer (zo genoemd naar de Brugse gevangenis), een gedeelte van het Schildeken, de Kruismeers, de Swaelemsteert, bossen op de Kampel enz.  Tevens bezat hij een huis op de hoek gevormd door de Hillestraat en de Moerwege: "een gemet hofstede comende met den noortcant opden heerwegh, metten westcant aen het moerwegstraetken, half hiermede gaende met een en scherpen beck tot op de plaetse daer de lynde staet ende metten zuydcant op den balgherhoeckschen heerwegh".

Nikolaas had de hoeve gekocht van zijn moeder en ze lag ghemeene ende onverdeelt met de 5 kinderen van de overledenen en Petronelle Matthijs.  Samen met zijn vrouw had Nikolaas doen "metsen op de voorschreven hofstede eenen nieuwen viercanten steenen camere op de oostcant".  Deze kamer "scheedende thalven de dobbel cave oostwaert met eenen viercanten steenen ghevel" was gebouwd "mits datter gheen Camer aen tvoors huys en was en eenen keldere aldaer aen toosthende stondt bloodt om, alle stonden in te vallen tot groote schade en intrest van het oude huys".

Bij het overlijden van Nikolaas (1696) werd die kamer geprezen door "Bertelomeus Crispyn temmerman en Maarten Goossens, metsenaere".  De waarde ervan bedroeg 68 pond grooten.

Op 8 februari 1696 werd er ten huize van Nikolaas ven di tie gehouden die meer dan 77 pond grooten opbracht.  De weduwe had dan nog heel wat geld tegoed.

Zo was de armendis van Adegem haar nog een som geld verschuldigd "van ghedaen thebben den dienst vande jaerghetijden en het grafmaecken van aerme lieden deser prochie".  De pastoor moest nog betalen van "waschlicht en costers recht".  Van de parochie (= gemeente) moest hij nog "pensioen" krijgen "omme te luyden de nuchten, noen en avont klocke en van tvaegen de kercke".  Ook voor "het logement gheleghen binnen de voors prochie van drye soldaeten en een peert" van de 8ste tot de 22ste november diende de familie nog te worden vergoed.

Het hele tegoed van Nikolaas De Bruyckere kwam op 307 pond grooten.  Er waren natuurlijk ook schulden !  Voor de begrafenis ontving de pastoor 3-6-0 p.  gr., de capelaen ontving 1 pond.  Bij herbiergier Pieter Crul werd voor meer dan 5 pond bier gedronken terwijl Jan Matthijs een "vet schaep voor den uytvaert" had geleverd.  Een zekere Jaspart Van Maldeghem had ook nog geld tegoed "om hout te clossen en artgelt van tinstellen in t'schip ende thaire voor de vletters", wat erop wijst dat onze koster zich ook onledig hield met handel drijven in hout.

De lijkkist waarin Nikolaas werd begraven werd door Marten Goossens gemaakt.  Deze werd ook nog vergoed "over t'graf toe te legghen met het calck en remydiaen over de kiste".  Wat dat mag betekenen weten we niet.  Voegen we hier tenslotte nog aan toe dat de familie De Bruyckere een echte "kosters-familie" was !  Kosters De Bruyckere in Adegem waren:

1630   Cornelis De Bruyckere d'oude
1664   Cornelis De Bruyckere de jonge
1673   Nikolaas De Bruyckere
1742   Niklaas De Bruyckere fs Nikolaas
1753   Pieter De Bruyckere
1784   Bernardus De Bruyckere fs Pieter

Koster in 1793 werd Engel Naessens ook al verwant met de familie De Bruyckere.

Even voorbij de hoeve van Cornelis De Bruyckere stond in 1765 de woning van Elisabeth De Bruyckere.  Het was een huis dat vroeger deel uitmaakte van de hoeve van haar familielid Cornelis.  Op de hoek, en tegen de Kerkstraat woonde Jaecques Schyvinck, in een huisje "by cheynse".

Het volgende hof en bijhorende zaailand was ook al eigendom van een telg uit het geslacht De Bruyckere !  Zowat de helft van het zuidelijke Kerkstraatje was hun eigendom.  Het huis dat er stond was eigendom van Pieter De Bruyckere maar werd bewoond door Matthijs Braet.

Woning waar de laatste Adegemse wagenmaker woonde
Woning waar de laatste Adegemse wagenmaker woonde: Maurice De Bruyckere.  Alhoewel hun namen gelijkluidend zijn was Maurice De Bruyckere toch geen familie van de Adegemse tak De Bruyckere.
Foto: Hugo Notteboom

Zo zijn we dan tenslotte aan het 'huisje met de witte gevel' gekomen.  In 1750 was de grond eigendom van Marie De Coorebyter en Niclaeys Den Dauw woonde er "bij cheynse".  Deze woning is een van de nog weinige huizen uit de 18de eeuw die, langsheen het Kerkstraatje gebouwd, bewaard is gebleven.  Jarenlang woonde de familie Blancke er.  In 1840 was dat Jozef Blancke, kleermaker van beroep.  De Blanckens bleven er wonen tot in de jaren zestig.  Naast hun gewone beroep waren ze altijd klokkenluider, orgeltrappers en hulp van de koster wat hen de titel van "onderkoster" opleverde.

Rond de eeuwwisseling zag het straatje er natuurlijk heel anders uit.  Helemaal aan het begin stond de herberg "in Sint-Cecilia" waar de weduwe Blomme woonde.  De Adegemse fanfare, ontstaan uit het bloeiende Franciscusgenootschap, had hier haar lokaal.

Verderop, in een van de lage huisjes die bijna op straat staan, werd gedurende de eerste wereldoorlog soep gekookt voor de schoolkinderen en behoeftigen.  Schepen Emiel Braet, die eigenaar was van het huisje, woonde wat verderop, daar waar nu een kapsalon is gevestigd.  Moeder Adrienne gaf er tijdens de oorlog kookles en huishoudkunde.

Schepen Braet was als bakker specialist in het bakken van peperkoek, kleverige spekken en hard roggebrood.  Hij deed zijn intrede in de gemeentepolitiek in 1921.  Met 8 stemmen van de 11 werd hij tot schepen verkozen.  Hij bleef dit tot 29 november 1941, datum waarop hij schriftelijk zijn ontslag indiende.  Na de oorlog werd hij opnieuw aangesteld daar alle benoemingen gebeurd tijdens de oorlogsjaren werden vernietigd.  Bij de eerste na-oorlogs verkiezingen was de schepen er niet meer bij.

SERAFIEN GOETHALS

Om deze volkse wandeling af te sluiten moeten we het toch nog even hebben over de Adegemse kunstenaar Serafien Goethals die in het hoogste huis van de Kerkstraat woonde, daar waar nu een modezaak is gevestigd en waar nog een zoon van Serafien woont, Aloïs, die Adegem kent als geen ander.

Serafien Goethals werd geboren op de wijk Zandakkers op 10 februari 1862.  Als 21-jarige koewachter werd hij bij het putten van water voor de dieren erg aan de voet gewond.  De genezing duurde meer dan twee jaar.  Om de verveling te verdrijven begon Serafien te knutselen.  Na enige tijd had hij zich bijzonder bekwaamd in het uitsnijden van beeldengroepen uit een of ander stuk hout.  Hij waagde zich zelfs aan een hele Calvarieberg.

Serafien trok naar de Sint-Lucasschool om er zich verder te bekwamen in de beeldhouwkunst.  Na zijn huwelijk met de Adegemse Julie Boels vestigde hij zich te Gent en werd beeldhouwer in het werkhuis Pauwels.  Het beeldhouwen met de hand werd stilaan verdrongen door het "mechanische" werk, zodat Serafien na tien jaar noodgedwongen naar iets anders diende uit te kijken.  Met hun spaarcenten kocht het echtpaar een stuk grond langsheen de Kerkstraat gelegen en bouwde er het "hoogste huis" van Adegem.  Serafien bleef verder het beroep van beeldhouwer uitoefenen terwijl zijn echtgenote "modiste" werd.  Na enige tijd floreerde ook in Adegem het beeldhouwen niet zo goed meer en werd een fietsenhandel begonnen.  Julie veranderde ook van beroep en begon een winkel van "gleierwerk".

Werken van de hand van Serafien kan men nog bewonderen in de kerk van Adegem (O.-L.-Vrouw van het Heilig Hart, beeld van de H.  Adrianus), in het Rustoord (H.  Jozefbeeld), aan de kerk van Oostwinkel (beeldengroepen van de Sint-Antoniusommegang), en tenslotte een beeld van de H.  Appolonia in de kerk van Kleit.

Enkele partikulieren bewaren nog kunstig uitgesneden beeldjes uit palmenhout vervaardigd.  Jammer dat er geen volledige lijst van de werken van Serafien Goethals bestaat.

—  —  —

Daarmee eindigen we deze wat korte wandeling doorheen een van de meest typische straten van Adegem.  We maakten voor deze tocht gebruik van de archiefstukken die we in vorige bijdragen vermeldden (Landboeken, staten van Goed, Bevolkingslijsten enz.).  Verder werden ons heel wat bijzonderheden medegedeeld door de Heer Aloïs Goethals waarvoor we hem van harte danken.  Ook Pieter Van Cleemput verdient een woord van dank voor nuttige inlichtingen.

Hugo Notteboom

Separator

Heemkundige wandeling door Adegem 1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12

Naar de top van deze blz.

Inhoudstafels
1968 - 1969 - 1970 - 1971 - 1972 - 1973 - 1974 - 1975 - 1976 - 1977
1978 - 1979 - 1980 - 1981 - 1982 - 1983 - 1984 - 1985 - 1986

Welkomblz van tijdschrift "Ons Meetjesland"
Doorzoek «Ons Meetjesland»!

MijnPlatteland homepage
MijnPlatteLand.com

Meest recente bijwerking :  21-04-2021
Copyright Notice (c) 2024