° Kaprijke 4-10-1706
x 23-10-1727 Livina Maria De Pape
† Kaprijke 10-8-1787
Meer dan 8 maand na het overlijden van zijn vader
werd in Kaprijke op 4 oktober 1706 Franciscus "Clays" geboren;
"filius posthumus" schrijft de pastoor, toen hij Frans
's anderendaags doopte. Guillelmus Claeys was peter
en Maria De Pape fa Christianus was meter. Posthume zoon, inderdaad,
want zijn vader stierf plots op 25-1-1706 en zijn moeder zal niet of
nauwelijks beseft hebben dat ze in gezegende omstandigheden
verkeerde.
Nadat in het voorjaar 1727 zijn oudere broer Jacobus, en op 27 september
van hetzelfde jaar zijn schoonzus (weduwe Livina De Pape) hertrouwde, huwde
Frans zelf op 23 october. Zijn zus Joanna, ook reeds weduwe, hertrouwde
2 dagen later.
Frans' echtgenote, Livina Maria De Pape, die in Kaprijke op 13-8-1708
geboren werd, was een dochter van Engelbert en Petronella De Causmaecker.
Deze Petronella was een dochter van Carolus De Causmaecker en Joanna Claeys,
een zus van Frans' vader. Daar Frans dus uiteindelijk huwde met een
achternicht, schreef pastoor West: "cum dispensatione in tribus
bannis et consanguinitate" (met vrijstelling van de 3 roepen
wegens bloedverwantschap). Als getuigen traden Engelbert
De Pape en Anna Claeys op.
Zijn oudere broer Petrus (zie B V j)
was ook met een Livina De Pape getrouwd;
zij was een dochter van Jan en Joanna Haverbeke. Jan was een broer van
voornoemde Engelbert en dus zijn de twee Livina's nichten.
Franciscus en Livina boerden in de Voorstraat in Kaprijke en zijn hof was
steeds rond de 40 gemeten groot. Hij heeft het tot aan zijn dood gebruikt
en werd toen door zijn zoon Carolus opgevolgd. (117)
In mei 1747 dienden ook zij eerst 6 dagen een paard af te staan door
opeisingen met verdedigingsdoeleinden in de oorlog en vanaf 20 juni zelfs een
wagen met 2 paarden gedurende 11 dagen (118). In 1748 had hij 1 knecht
en 1 meid (119). In 1772 telde men 5 koeien, 1 vaars en 2 kalveren
(120). Zijn boerderij was in 1780 voorzien van degelijke gebouwen (121).
Franciscus was schepen in Kaprijke van 14-11-1737 tot 14-8-1739 (122) en
burgemeester van 27-9-1748 tot 8-11-1753. (123)
En ook Livina en Frans zagen hun gezin gezegend met 14 kinderen waarvan de 2
oudste en 4 jongste niet ouder werden dan 2 jaar. Beiden hebben het geluk
gehad oud te mogen worden: op een paar maand na waren ze 60 jaar getrouwd, toen
Frans op 10 augustus 1787 voor goed zijn hoofd neerlegde. Livina volgde hem
in de dood in Kaprijke op 9-1-1791.
Drie van hun zonen hebben het geslacht verder gezet.
Hun kinderen:
Anna Maria Claeys
° Kaprijke 10-5-1729
† Kaprijke 5-9-1731
Een kind, van het vrouwelijk geslacht dat onmiddellijk na de geboorte en
de nooddoop gestorven is op 10 maart 1731.
Carola Theresia Claeys
° Kaprijke 10-2-1734.
Zij huwde in haar geboortedorp op 13 januari 1761 met Petrus Joannes
Standaert (° Oosteeklo 1/2/1732), zoon van
Joannes en Francisca Dhaenens, landbouwers.
Ook zij zijn meer dan 50 jaar gehuwd geweest. Beiden zijn in hun woning in
de wijk genaamd “het Klooster” in Oosteeklo overleden, respectievelijk op 13-1-1822
en 17 mei 1818.
Maria Catharina Claeys
° Kaprijke 30-9-1737.
Was 46 jaar oud, toen ze in Kaprijke op 25-11-1783 huwde met de 60 jaar oude
weduwnaar Petrus Anthonius Huyghe. Hij was een zoon van Jacobus en Catharina
Schollaert, in Kaprijke geboren op 13-5-1723, eerst gehuwd met Joanna Cornelia
Matthijs en boerde in Sint-Laureins, waar
hij op 22-10-1790 overleed.
Maria Catharina kwam naar Kaprijke terug en woonde samen met haar ongehuwde
broer Bernard, in de Vrouwstraat, eerste huis rechts in de richting van het
Fortjen waar nu Augusta Lievens woont. Bernard overleed in 1808. In
1810 stond Petrus Anthonius, de jongste zoon van haar inmiddels reeds overleden
broer Carolus bij haar ingeschreven. (zie
B VII d) (124).
Op 15 mei 1810 dikteerde Maria Catharina haar testament aan notaris Dauwe
te Kaprijke (125). Naast een regeling
van haar begrafenis, de nadienst, jaargebeden, jaargetijden en andere missen,
met uitdeling van brood aan de armen noemde ze - vermits ze kinderloos bleef -
haar erfgenamen op; een duidelijk bewijs dat de stam Claeys toen reeds sterk
uitgebreid was. Haar goederen werden onder de 5 staken verdeeld en
bestonden o.m. uit:
een hofstede met 10 gemeten land in de Wiskensakker te Kaprijke ten noorden
van de Kleemstraat en ten zuiden van de Moerstraat, geërfd van haar ouders en
gebruikt door erfgenaam Joannes Van Vooren (x Carolina Claeys fa. Carolus).
een goede 3 gemeten bos "de bakersputten" rond de Goochelare in
Sint-Laureins gekocht tijdens haar huwelijk.
4 gemeten land ten noorden van de Grote Voorstraat te Kaprijke en 6,5
gemeten land ten zuiden van de Zuidstraat te Kaprijke, gekocht tijdens haar
weduwschap in 1811, en gebruikt door erfgenaam
Francies Claeys (B VII c) fs.
Carolus.
1/7 part van hetgeen haar kinderloos overleden broer Engelbert nagelaten
had en 1/6 part van wat haar ongehuwde broer Bernard naliet.
meer dan 25.000 frank onbezette renten (gelijkaardig aan de huidige
kasbons)
4.185 frank 17 centimen "contante penningen".
Ze legateeerde ook een som geld voor "het orneren" van het
kapelletje op de noordwesthoek van het Veld te Kaprijke.
Ondanks heel wat tussenkomsten van de dokter ging ze heen te Kaprijke op 14
december 1816, in aanwezigheid van o.m. haar "dienstmaerte"
Isabella De Pape.
Engelbertus Claeys
° Kaprijke 25-5-1739.
Boerde aanvankelijk samen met zijn jongere broer Bernardus in de Moerstraat te
Kaprijke, maar huwde op 52-jarige leeftijd te Kaprijke met de 30-jaar jongere
Anna Maria Standaert, dochter van Daniël en Anna Maria Hemis. Ze werd er
op 27-6-1769 geboren. Bij het huwelijk waren zijn oudste broer en Joanna
Standaert getuigen.
Engelbert speelde ook een voorname rol bij het ontstaan van de Kleemkapel (zie
broer Bernardus). Hij overleed in zijn woning in Kaprijke op 9-7-1799 en
werd de elfde met een gezongen mis en de hoogste dienst begraven.
Zijn weduwe hertrouwde met Pieter Anthone Thienpond. Ze overleed
kinderloos te Kaprijke op 2 mei 1826.
Anna Maria Claeys
° Kaprijke 14-7-1741.
Zij huwde in Kaprijke op 22-6-1765 met haar naamgenoot en 11 jaar oudere
Franciscus Bernardus Claeys, zoon van Guillelmus Claeys en Anna Maria Huyghe.
Deze Guillelmus is de stiefbroer van Anna Maria's vader Franciscus. Over
deze verwantschap en hun nakomelingen hadden we het reeds breedvoerig in het
tweede hoofdstuk (zie
A VI d).
Bernardus Claeys
° Kaprijke 22-11-1743
Bernardus bleef ongehuwd en boerde samen met zijn 4 jaar oudere broer Engelbert
in de Moerstraat te Kaprijke.
Zijn naam, en die van zijn broer Engelbert, is ontegensprekelijk verbonden met
het ontstaan van de Kleemkapel te Kaprijke, ook al is de geschiedenis ervan een
mengsel van waarheid en mythe. Toen op zekere dag waarschijnlijk tussen 1760
en 1770 bij het vallen van de avond, Bernard en Engelbert, na hun werk op het land
ten noorden van de Kleemkapel waar nu de kapel staat, temidden van dat land een
beeldje zagen van Onze Lieve Vrouw, waren ze zeer verwonderd: ze hadden daar immers
heel de dag gewerkt en niets gezien, en niemand was daar geweest. Als
diepgelovige, eenvoudige lieden namen ze het beeldje mee naar huis waar het een
ereplaats kreeg "in de beste kamer". Zij waren er immers van overtuigd
dat het beeldje daar op een bovennatuurlijke wijze werd gelegd en waren weldra
de mening toegedaan dat het beeldje niet mocht verborgen blijven bij hen thuis,
maar moest worden gewijd aan de openbare godsvrucht en verering.
Korte tijd later werd het beeldje gebracht waar ze het gevonden hadden en in een
houten kastje of kapelletje aan een boom gehangen, op de hoek van de Kleemstraat
en de Wulfhoek, waar het spoedig het voorwerp werd van grote godsvrucht. De
toeloop van biddende mensen nam gestadig toe en de broers maakten een grotere
kapel bestaande uit houten palen, met latwerk verbonden en met klei of kleem
bestreken, vandaar de naam Kleemkapel.
Maar Engelbert en Bernard moesten het beleven dat Franse soldaten het kapelletje
omverwierpen, als vergeldingsmaatregel tegen de Kaprijkse lotelingen, die
O.L.Vrouw van Kleemkapel aanbaden om een goed lot te trekken en zo van de
legerdienst vrijgesteld te zijn.
Doch landbouwer Matthijs uit de buurt deed een nieuwe kapel bouwen in cement.
Verbeteringen en uitbreidingen hadden nog plaats in 1821, 1874 en 1894. De
eredienst tot O.L.Vrouw van Kleemkapel werd kerkelijk goedgekeurd door Paus Pius
IX op 9 juli 1874.
De legende vertelt ook dat een protestants Hollands landbouwer bij het passeren
het beeldje meenam naar huis en het al spottend aan zijn vrouw wilde tonen.
Thuis gekomen wilde hij het beeldje uit zijn zak halen, maar het was verdwenen.
De boer keerde terug naar Kaprijke, waar het beeldje opnieuw op zijn plaats stond.
Maar ook de Kaprijkse pastoor en koster beleefden er omstreeks 1804 miraculeuze
dingen mee. Tot drie maal toe bracht de koster het beeldje naar de kerk, in
opdracht van de pastoor, omdat het daar veel veiliger zou staan dan in de
afgelegen Kleemstraat. Maar telkens was het beeldje 's anderendaags uit de kerk
verdwenen en stond het in het kapelletje op het einde van de Wulfhoek. (126)
Bernardus Claeys ging op rust bij zijn zuster Catharina in de Vrouwstraat te
Kaprijke, waar hij op 4 mei 1808 overleed.